dinsdag 5 juli 2016

Waals Brabant. Bij onze Franstalige landgenoten in Bousval

Zo, we kunnen opnieuw wat regelmaat brengen in de wandelingen. De Ronny met de Catsjoe en ook de Marc gaven opnieuw present op het appel. Lang geleden, dat wel ! Den Angelo daarentegen, ocharme toch ! Die diende nog steeds als gevolg van een ongelukkige beet in de paradijselijke appel destijds, zijn boterhammen te gaan verdienen. In het zweet zijns aanschijns dan nog godbetert. De keuze van de week viel deze keer op Bousval, een plattelandsdorpje gesitueerd in een prachtig heuvelachtig decor.
Eveneens viel de keuze op de NMBS om de afstand tot in Bousval te overbruggen. Vergeef me de uitdrukking maar vanaf nu noem ik onze spoorwegmaatschappij het Nationaal Mossel Bedrijf der Spoorwegen. Een greep uit hun beruchte, en vandaag weer vastgestelde fontonten : Afgeschafte lijnen, kapotte automaten, stroompannes op bepaalde delen van het net, een defect tractiestel ... ik verzwijg er bewust nog enkele om geen kankeraar genoemd te worden. Kortgezegd, je houdt het niet meer voor mogelijk. Een uurke later dan gepland waren we ter bestemming.

In de IX eeuw was Bousval de eigendom van de abdij van Lobbes, onder de naam "Vallis Bosonis", vertaald uit het Latijn : "Het dal van Boson". Destijds maakte het deel uit van een rits aan kleine nederzettingen zoals La Baillerie, La Motte, Bordeau, Wez, Le Sclage, Laloux en Basse-Laloux. Nu maakt Bousval deel uit van het grondgebied van de grootgemeente Genappe. De streek verschilt in weinig kwa uitzicht van deze in de Voerstreek weze het wel dat in Bousval de toeristische kaart niet uitgespeeld wordt. Een kasteel, enkele 18de eeuwse kastelen, een kerkje met enkele kostbare historische schatten en als hoogtepunt de jaarlijkse Sint Bartholomeus processie op de laatste zondag van augustus waar dan twee Brabantse trekpaarden een 17de eeuwse karos voorttrekken met daarop  het  standbeeld van de heilige in kwestie. Buiten de prachtige natuur valt er niet veel meer te ontdekken. Maar 't is de natuur die ons moest bekoren.
Onder een grijze hemel werd er aan begonnen, en na een halfuurtje, zelfs nog niet, moesten we al gaan schuilen voor de regen. Café "Sans Peur" het enige etablissement op de ganse wandeling kon een schuilplaats bieden, die naam waardig. De Catsjoe zag al uit naar haar gerookt varkensoor. Helaas, de Ronny had er maar ééntje bij en dat was voor later op de dag. Waarschijnlijk besparingen vanwege de uit de pan swingende kosten bij de verbouwingen aan zijn kot. 't Leven is zowaar erg duur geworden.
De "Sans Peur" bleek een gezellige bruine kroeg te zijn waar er begot nog Vieux Temps op de bierkaart prijkte ! Stel je voor ! Een stamgast duikelde binnen en zag de Catsjoe aan voor een Bengaalse tijger. Vriendelijke mens die in enkele tellen tijds een paar Jupilers soldaat maakte. Waarschijnlijk verklaarde deze dorstigheid zijn troebele zicht. Zolang de regen aanhield hebben we er maar ineens van geprofiteerd om de bokes aan te spreken. De cafébazin, in voorschoot en voorkomen volledig assorti met het antieke interieur van haar kroeg maakte hierom geen enkel bezwaar.
Op stap dan maar, het was ondertussen opgehouden met die ellendige regen. Het zou verder op de dag nog betrekkelijk mooi weer worden. Zelfs aangenaam warm. Hoera hiervoor !
De toon werd onmiddellijk gezet. De bospaadjes waren één aansluitende slijkbaan. Wilde je niet onderuit gaan in deze modderbaden moest je je verdorie aan de bomen vastklampen om enkele meters vooruitgang te boeken. Gelukkig was dit niet het  geval voor het ganse traject. Na de eerste 3 kilometers was de zandgrond, op enkele baggerstukjes na, best begaanbaar. Voornamelijk zandgrond tref je daar aan. We zitten daar immers in een vallei geconfronteerd met de alluviale zandafzettingen van de Dijle. Dit uit lang vervlogen tijden weliswaar.  
Het 23 km lange en 450 hoogtemeters tellende toerke slingerde zich door bossen en impressionante holle wegen. Tussen de bomen door schilderden de groen beboste heuvelruggen stylistische pareltjes voor het oog. De Catsjoe was ondertussen gemuteerd van een Bengaalse tijger naar een modderzwijntje. Hier en daar moest er tegen de holle wanden opgeklauterd worden om een slijkbad te ontwijken. De Catsjoe daarentegen zocht haar heil bij de grondbeginselen van de elementaire meetkunde waar een axioma onomwonden stelt dat de kortste afstand tussen 2 punten a en b een rechte moet zijn en bijgevolg hopla, dwars door de modder.
Dat het in de afgelopen maand flink heeft geregend bleek niet alleen uit de talrijke modderpoelen maar ook uit het serieus opgewassen onkruid in paadjes en beemden. Een gedroomde biotoop voor teken. De Ronny moest er bij de Catsjoe eentje elimineren.
Tijd om een fleske wijn te kraken. We hadden al zeker drie kwart van de lus afgelegd. Een bankje onder een lindeboom leek ons ideaal om deze taak te volbrengen. Zalig in het zonneke, een verdiende pauze mag je wel zeggen.
Na afloop van deze wandeling hebben we nog een uurtje moeten wachten op de trein, die reed omzeggens op 5 minuutjes na aan onze neus voorbij. Tijd om nog wat te babbelen, de voetjes inspecteren en de Catsjoe te ontmodderen. De Ronny had een blaar gescoord en een paar open wondjes. Rust roest luidt het gezegde.
Deze keer was de trein op tijd en was er voorlopig geen reden tot kritiek. In Ottignies was het niettegenstaande de hoopvolle vooruitzichten weeral koekenbak. De trein naar Brussel was vertraagd door een breuk van de bovenleiding in Eigenbrakel. Niets aan de hand, we worden het ondertussen al wel gewoon. Op TV krijg je soms, in de vroege uurtjes, idyllische beelden voorgeschoteld van een op een rijdende locomotief geïnstalleerde camera. Ik hoop dat deze locomotief nooit op de Belgische sporen verdwaalt tussen Ottignies en Brussel. Smerige bermen met onkruid overwoekerd, afgebrokkelde betonresten, puin, zwerfvuil, noem maar op. De meest schrijnende aanblik op dit traject zijn de monstrueuze opeengestapelde betonnen bloembakken die de spoorwegberm een frisse look zouden moeten bezorgen. Kilometers lang. Je zou er een oog bij uitbleiten. Anders valt het niet te omschrijven. Vormloos, vol mos, slierten onkruid kilometers lang en de hele constructie blijkt jarenlang van enig onderhoud onthouden. Dit gedrocht werd, volgens een medereiziger, er neergepoot als extra aanvullende Waalse compensatie op de bouw van het station van Luik Guillemins om de uitgaven voor de ondertunneling van het Antwerpse Centraal station te evenenaren. Een graai in de nationale schatkist en de zoveelste zinloze verspilling van ons belastinggeld. Ben ik  dan toch een kankeraar ? Ik hoop het echt niet. Daarvoor bezorgde deze dag met de stapmaten me te veel geneugten die op hun beurt deze ongemakken overklasten. En ook, de heugnis was groot deze morgen toen den Hugo, onze Romepelgrim, me een mailtje liet met z'n aankomst in de Heilige Stad. Proficiat maat en hoed af !!! Volgende week trekken we er opnieuw op uit. Misschien kan hij al meetenen. Wie weet ?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Plaats een reactie als je wil.