donderdag 26 januari 2017

* De Rupelstreek Hemiksem, de Nielse kleiputtten en Schelle


Je moet het niet altijd ver zoeken om een mooi natuurgebied te willen ontdekken. Dicht bij huis kan je dat ook vinden. De planners van dienst waren de Ronny en de Catsjoe. Een bescheiden wandelingetje van 23 km uitgestippeld in de Rupelstreek werd vandaag hun bijdrage. Den Angelo nog steeds bezig met schilderwerken in zijn huis kon er niet bijzijn. De Marc, zijn zwager zoals ze dat zo schoon in Holland kunnen zeggen, die bovendien jarig was trakteerde zichzelf op een wandelingetje. Den Hugo moest op het appel zijn van het nieuwjaarsdineetje met zijn pompiersmaten.
Afspraak rond 10 uur bij de Ronny thuis. Ronny zou de Marc oppikken aan de statie van Hemiksem, ik zou met de overzet Bazel - Hemiksem, het Kallebeekveer, komen alwaar hij me aan de veerpont zou oppikken. Ik ben er niet geraakt. De toegang via de Lange Gaanweg was afgesloten en blindelings vertrouwend op de typische Belgische omleidingssignalisatie, belandde ik telkens weer in Rupelmonde. Ik had beter de velo genomen. Met de auto ben ik dan maar tot aan zijn deur gereden. Die ellendige ochtendfiles in rekening brengend : Ook hier zou ik met de velo een stuk rapper geweest zijn. Soit, de koffie, de cake en de koekskes stonden klaar. Klaar om te vertrekken.


De prelude speelde zich af in een grote boog rond de achtertuin van de Ronny. Een prachtig parcours door het vliet van Hemiksem waarbij de Ronny uitvoerig tekst en uitleg gaf over de wetenswaardigheden van de inheemse bevolking alsook over de bezienswaardigheden ter plaatse. De Catsjoe gaf dan weer blijk van het gebied grondig te kennen door overal haar eerdere geurvlaggetjes in de verf te zetten door ze nog eens extra te overschilderen. Het was voor mij onbekend gebied en zeker die Vliet. Daar had ik mij weinig bij voorgesteld maar het bleek een oogstrelend natuurgebied te zijn. Die Vliet, afgezoomd met metershoge rietkragen, kronkelt er in ontelbare bochtjes door het landschap. Het mooie weer, wel wat frisjes, was bondgenoot en gaf dit een schitterende tintje.
De Nielse kleiputten in het natuurgebied Walenhoek waren het volgende agendapunt. Door haar oude geschiedenis, die teruggaat tot 1150, heeft Niel een rijk verleden. Tot midden de jaren zeventig was Niel economisch zeer actief in de baksteen- en schoennijverheid. De teloorgang van de industriële activiteiten was het begin van het herstel van de natuur op de vele verlaten plekken en kleiputten. Het natuurgebied Walenhoek is hierdoor bijvoorbeeld ontstaan. Veel wandelaars en natuurliefhebbers bezoeken dit natuurgebied. Het is er zalig wandelen. Het is alsof je op het water loopt. De paadjes tussen de tot waterplassen verworden kleiputten zijn zeer nauw. Dat het een uitgelezen plek is voor hengelaars hoeft geen betoog. Erg mooie natuur, je kan je ogen de kost geven. Midden in de week weinig volk maar ik vermoed een massa volk in de zomer en weekends. Hier en daar verscholen in de zich herstellende natuur vind je nog de sporen van de vroegere industrie. Een half in het landschap verzonken spoorwegtunnel, de geroeste rails waarop de door paarden getrokken en met klei geladen kipwagonnetjese herinneren je aan het verleden. Her en der bakstenen schouwen, geen rook meer uitbrakend, zijn er de stille getuigen van het teloorgegane bakstenen verleden van de streek. De gemeente Niel heeft er een prachtige website voor ontworpen :

http://www.fotoniel.be/archief/history_niel/gemniel/pagina1.html

Op weg langs de oever van de Rupel naar de scheldedijk in Schelle kregen we compagnie van een vrolijke kerel. Hij kwam te voet uit Hoboken zijn 90 jarige moeder bezoeken in zijn geboortedorp. De Ronny sprak hem aan met de vraag waar het mooie prieeltje op dijk ergens stond. Onderweg naar dat prieeltje taterde hij honderduit. dat prieeltje was in vroeger jaren een lichthuisje, een baken voor de schippers die op de Schelde voeren en daar de stenen kwamen laden. Over de Koek, een duizendpotig familiebedrijf in de bouwnijverheid, gerund door 4 broers en allen ver in de 80, die als patriarchen hun bedrijf beheren overeenkomstig de archeologische sfeer waarin de ganse omgeving baadt. Verder wees hij de plaatsen aan waar de verdwenen steenbakkerijen hadden gestaan en benoemde hij ze stuk voor stuk. Het 'lijkske', de 'paraplu road, een straatje dat versierd werd met baldakijnen aan vensters en deuren'. Een ganse uitleg kregen we ook over een ijskelder waar de bierstekers hun ijsklompen gingen halen enz. Hij zweeg geen seconde. Een ons tegemoetrijdende fietser slingerde hem in 't passeren 'leugenaar' naar zijn kop. 'Zie maar dat ge niet van uwe velo valt' repliceerde hij gevat. 't Bleek een jeugdvriend te zijn !
Tijd voor een pintje op het gemeenteplein van Schelle. De Marc wilde trakteren voor zijn verjaardag. Met enkele kwaremontjes in café 'Ter Heide' kon hij dit geregeld krijgen. Lekker. De cafébaas bleek onlangs vader te zijn geworden. Zijn telg, 2 maanden oud en luisterend naar de naam Lucas lag rustig te slapen in zijn gedemonteerde voituur op een cafétafel. 't Was tijd voor zijn pap en als kersverse grootvader min of meer op de hoogte zijnde, kon ik een klapke beginnen met de Lucas zijn moeder. Die was ondertusssen opgedaagd om de kleine zijn hongersnood te lenigen. 'Das nief pap' zei ze toen ik haar de vraag stelde of ze die eerst niet wat moest opwarmen. 'Die moet ge nie meer opwarmen' . Ja jong, kouwe pap voor dat manneke, waar gaan we het schrijven ? Waarschijnlijk een vorm van beroepsmisvorming met het gedacht dat een pintje ook fris moet gedronken worden. Ik geloof nooit dat ik daar bij mijn Stafke moet mee afkomen. Maar goed, het waren vriendelijke mensen. 


Nog een klein stukje stappen en we zouden terug in Hemiksem aankomen. In de verte doemde de toren van de Sint Bernardus al op. Een Cisterciënzerabdij met een geschiedenis waar ik in een eerdere bijdrage al eens over bericht heb. maar ik wist niet dat er daar ook een legende was ontstaan.
In 1794 plunderde de Fransman kerken en kloosters in het gebied en uiteraard ook de abdij van Sint-Bernardus te Hemiksem. Op een stormachtige novemberavond werd door een afdeling Franse sansculotten op de poort van de abdij met geweerkolven gebonsd. De broeder portier bemerkte door het spionneke in de poort wat er aan de hand was. Al gauw verwittigde hij abt Hugo en de andere paters en broeders. Ze hadden weken tevoren reeds alle kostbaarheden in koffers gepakt want ze wisten wat de Franse soldaten elders reeds hadden aangericht en ook waarom. Haastig werden nog de cibories met de Heilige hosties in de koffer gestopt samen bij de sieraden en andere gouden en zilveren kelken. Ze slopen naar de boten die op de Vliet lagen. Met deze boten waren ze vertrouwd om er op de Schelde mee te vissen. Moeizaam laadden ze drie boten vol met de kostbare vracht. Vader Abt, twee paters en twaalf broeders, die zouden roeien, namen plaats in de heen en weer schuddende boot want het water van de Vliet kolkte onstuimig en werd opgezweept door felle windstoten. Doch eens in de stroom beland begon het onheil en sloeg het noodlot toe. De golven sloegen over de boten die uiteengedreven werden zodat de paters elkaar niet meer konden zien in de donkere nacht. Bij een plotse windstoot en een hoge golf gutste het water over het dolboord waardoor de boot vol water liep, omsloeg en verdween in de kolkende Scheldestroom. Een bootsman uit Rupelmonde, gelegen aan de overkant van de stroom, had alle moeite om zijn boten te verzekeren en vast te sjorren tegen het ziedende watergeweld. Daar ... ! Plotseling zag hij een hoofd boven 't water uitkomen ! Hij aarzelde niet en trok met een bootshaak het drijvende lichaam, dat zich aan een plank had vastgeklampt, naar zich toe op het droge. Het was de bewusteloze abt Hugo. De schipper riep daarop de Zwarte Veerman, zijn dienstknecht en samen droegen zij vader abt naar het bootshuis. Even later wanneer de abt even terug bij kennis kwam zuchtte hij: "De Fransen ... de koffer ... de heilige hosties ... waar ... ?" Na deze woorden gestameld te hebben liet hij de geest en stierf. De twee redders snapten onmiddelijk wat er gebeurd was. De knecht echter kon de gedachte maar niet uit zijn hoofd zetten dat al die rijkdom die in de Schelde lag verloren zou gaan ! Hij moest en zou de koffer terugvinden. Een paar dagen later besloot hij 's nachts, bij maanlicht en lage tij, op onderzoek uit te gaan. Dezelfde nacht verscheen in zijn droom de dode abt. Dreigend stak deze zijn vinger op en herhaalde steeds weer : "Wee de te hebzuchtige ! Wee !" Desondanks die nare droom bracht de knecht toch alles in gereedheid om zijn plan ten uitvoer te brengen. Met touwen en haken geladen in zijn sloep trok hij erop uit. En jawel, een twintigtal meter van de kant bemerkte hij wat hij zocht. Met al zijn macht bond hij de koffer met touwen aan zijn achterboot vast waarna hij met sleuren en trekken trachtte om de koffer binnenboord te halen. 't Lukte hem bijna. Toen hij meende de koffer geborgen te hebben schoof deze terug het sop in. Het bootje samen met de knecht, verstrikt in een touw, verdween naar de diepte. Zelfs nu nog horen schippers, en dit vooral bij ontij en stormweer, de akelige stem van de Zwarte Veerman boven het gebulder van het onweer uit : "Wee mij de hebzuchtige ! Verlos mij van mijn goud en van mijn geld ! Wee mij de Zwarte Veerman". Hij was voor eeuwig gedoemd om met ebbe en vloed op en af te drijven in de Schelde, gebonden aan zijn kist. Laatst hebben schippers hem nog horen huilen te Vlissingen. Maar 't is vooral tussen Hemiksem en Rupelmonde dat hij 't meest gehoord wordt. Ik zit vaak aan de Schelde en bij een volgend stormweer ga ik er eens opletten of ik die sukkelaar niet hier of daar kan horen.
Voilà zie, om een variante op het Koning Midasverhaal te horen moet je in Hemiksem zijn.
De wandeling zat er op. De Ronny en de Catsjoe hadden geen ongelijk met deze trip te promoten. Echt de moeite en bijkomend voordeel was dat het niet ver van huis was. Een uitgelezen dagje weeral. Ik kan in afwachting van de volgende ronde al eens beginnen nadenken over de volgende bestemming. We zijn goed bezig.