Tussen de regendagen door viel er gisteren een droog intermezzo te versieren. Er zou geen enkele meteorologische haar in de boter verschijnen. Toch viel er een lage opkomst te noteren, enkel de Marc meldde zich present. Het zou een mooie wandeling worden die eerder in de categorie 'Schoolreizen' onder te brengen viel. Om halftien vertokken we aan het station van Vilvoorde om zo af te zakken naar de rand rond Grimbergen. Rustige ritje met de trein, bijna geen volk te bespeuren, noch in de stations, noch in de trein. Mensen betrouwen het precies nog niet al te erg. Het grootste gedeelte van deze toer speelde zich af in juwelen van parken en natuurgebieden.
Het eerste park dat we tegenkwamen was het Hanssenspark. Dit park werd vernoemd naar Edmond Hanssens, de burgemeester van Vilvoorde aan het einde van de negentiende eeuw. Wie gewoon even de rust opzoekt kan mooi rond de vijver wandelen, door het park fietsen of vissen in de vijver. Vanuit dit park is er een wandelroute uitgestippeld. Deze route, de Basiliekroute genaamd is een 9 km lange wandelroute door het groen, van Grimbergen naar Vilvoorde. Ze neemt je mee door stille natuurgebieden. Deze natuurgebieden hebben we uiteraard niet links laten liggen.
Een eerste te nemen horde was de Verbrande Brug, een hefbrug in de gemeente Grimbergen nabij het gelijknamige gehucht Verbrande Brug. De brug overspant het Zeekanaal Brussel-Schelde. De brug werd gebouwd in 1968 en heeft een metalen beweegbaar gedeelte met een lengte van 38,4 m en een breedte van 11,6 m. Een zelfde brug waren we eerder al eens tegengekomen tijdens onze wandeling in Tisselt (Willebroek). Heelhuids betraden we het Grimbergse grondgebied en duikelden al meteen in het park 'De Drie Fonteynen'. In dit cultuurhistorische gebied vind je een prachtige Franse tuin in de stijl van Versailles én van een Engels landschapspark. Knap, het verrast je om zulke mooie natuurpareltjes te ontdekken in de rand van de hoofdstad.
Aan een bankje gezeten om onze boterhammetjes te nuttigen en een fleske wijn te kraken viel ons oog op een stickertje met de St. Jacobsschelp. We liepen verdorie op de Via Brabantia. Nu het nog heel twijfelachtig is opdat we zouden kunnen vertrekken op pelgrimstocht, mogen we ons tenminste al een beetje tevreden stellen met wat kruimels. Wie het kleine niet geert is het grote niet weert 😋😋😋. Zo optrekken met een stapgezel heeft toch zijn charme. Soms ontwikkelen er zich zeer boeiende en diepgaande gesprekken. Luisteren naar elkaar, maar dan ook echt luisteren en meegaan in iemands verhaal heeft een therapeutische waarde. Ik kan er echt van genieten. Als je alleen wandelt, wat ook prima is, dan kan je hoofdzakelijk tegen jezelf brabbelen en bovendien krijg je geen weerwerk want je geeft jezelf steeds gelijk.
Volgende groene schakel was het Tangebeekbos, gelegen in de Tangebeekvallei.Tussen de woonkernen van Vilvoorde en Grimbergen strekt zich dit bos uit. De Marc deelde opnieuw met zijn botanische kennis. We kwamen verdorie de reuzebereklauw tegen. Daar blijf je best met je pollen af. We naderden vervolgens de dorpskern van Grimbergen. Heel de rand rond Grimbergen wordt gedomineerd door het aanzicht van de Sint-Servaasbasiliek in Grimbergen. Deze basiliek wordt beschouwd als een van de mooiste en meest harmonieuze barokkerken in de Lage Landen. De kerk maakt deel uit van de norbertijnerabdij van Grimbergen maar doet tevens dienst als parochiekerk.
Ziedaar ! De volgende groene parel diende zich aan : De Maalbeekvallei. In deze vallei bevindt zich de tommenmolen. De Tommenmolen is een van de vijf watermolens aan de Maalbeek in de Vlaams-Brabantse gemeente Grimbergen. In deze 16e-eeuwse molen zijn tentoonstellingen van het Museum voor de Oudere Technieken ondergebracht. Het MOT. Onze maat Marc heeft er een 3 daagse cursus gevolgd om zich de kunst van het oven-bouwen aan te leren. De molen die nu Tommenmolen heet, werd oorspronkelijk Liermolen genoemd. We kwamen daar aan die tommenmolen nog een rosmolen en een schrank tegen. Een rosmolen werd door paarden bediend waarbij de rondraaiende beweging voor de aandrijving zorgde van een cardanas. Deze zette dan allerlei machines in gang. De schrank was dan weer een heftoestel avant la lettre.
Nog maar pas bekomen van al het reeds bewandelde natuurschoon in deze Maalbeekvallei stapten we door het gebied van Merendonk naar het Prinsenpark. Het Prinsenkasteel in het Grimbergse Prinsenpark was vanaf de 14de eeuw de verblijfplaats van de Heren van Grimbergen. Van het prinselijke domein blijven nog enkel het park en de kasteelruïne over. Enkel de donjon in de zuidwesthoek en een ronde hoektoren in het noordwesten, verbonden door de westergevel, bleven overeind. De voormalige slotgracht van toen is nu een visvijver. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het kasteel een munitiedepot, dat in september 1944 door de terugtrekkende Duitsers in brand werd gestoken. Na de oorlog kocht het gemeentebestuur het Prinsenkasteel aan. Zo op het zicht spreekt deze ruine tot de verbeelding.
Drie kwart van de wandeling zat er op. Het laatste stuk liep door het populierendal, een park waar er een grote manège is gehuisvest. Niet veel bijzonders maar aansluitend kwam het 3 fonteinenbos weer in zicht. Volgens de geschriften wordt er beweerd dat het er rustig wandelen is niettegenstaande dit bos tegen de drukke Brusselse Ring ligt. Het is een prachtig bos met sjieke vijverpartijen maar in werkelijkheid moet je hier met stoppen in de oren lopen. Het geraas van het verkeer op de ring valt niet te onderchatten. Door dit bos liepen de laatste kilometers naast het zeekanaal. Daar kwam de verbrande brug weer in zicht. Het plan was om, kwestie van voor wat afwisseling te zorgen, vanuit Vilvoorde de waterbus te nemen tot aan de Sainctelette in het Noordkwartier van Brussel. Van daaruit nog een stukje stappen tot aan Brussel Noord en dan de trein op. Helaas, we kwamen te laat voor de laatste afvaart en noodgedwongen zochten we maar terug het station van Vilvoorde op. We sloten af met tripeltje op een terraske aan de statie. 23 paaltjes, de Marc moest er terug even aan wennen. We konden weeral een perfecte dag optekenen !
Voor deze week konden er geen concrete wandelplannen gemaakt worden vanwege de vele dokter en kliniekbezoeken. Het toeval liet toe dat ik vandaag dan toch een toerke kon verzetten. Het mooie weer was te uitnodigend om dat te laten liggen. De Blaarmeersen in Gent waren gisteren nog in het nieuws gekomen vanwege aflappartijen tussen jongerenbenden uit Brussel en Noord Frankrijk. Die nitwits hadden zichzelf op een niet orthodoxe manier toegang verschaft tot de strandzone om er wat herrie te komen schoppen. Dit zijn geen manieren maar getriggerd door dit nieuws koos ik voor een wandeling in en rond dit recreatiegebied. Samen met de Bougoyen - Ossemeersen zijn de Blaarmeersen een groene lap natuur aan de westrand van Gent. Gelegen tussen de watersportbaan, de Leie en de Ringvaart om Gent is dit een uitgelezen wandelgebied.
En Eureka, vandaag heb ik terug de trein genomen. M'n 2 coronaspuiten zijn ondertussen een voldongen feit dus kunnen we nu met mondjesmaat de teugels lossen. Het was geleden van in maart verleden jaar dat ik nog van den IJzeren Weg gebruik maakte. Plaats zat op de trein, ook omdat ik buiten de spits opstapte maar ik denk dat het verplicht thuiswerken er ook wel voor iets tussen zal gezeten hebben. Om 11 uur stapte ik aan de achterkant van het Gent St. Pieterstation buiten. Stralend weer, warm, het beloofde de moeite te worden. De ingang van het natuurpark Overmeers was een 500 meter verderop. Dit park is een natuurgebied van ongeveer 7 hectare. Wandelaars, natuurliefhebbers en scholen kunnen er volop genieten van het groen en de mooie waterpartijen. Blikvangers van het natuurpark zijn de watervogels en amfibieën die zich thuis voelen in de grote Schoonmeersvijver en de beekjes. Ik ben er geen mens tegengekomen. Een hof van 7 hectaren voor mij alleen en ik moet er nog niet eens het gras afrijden 😊.
Eens ik dat park buiten stapte viel er een kleine kilometer langs de R4 naast de Ringvaart gewandeld te worden. Vanaf het bruggetje over de Leie was er wat bekijks. De wereld komt terug tot leven. Groepen schoolkinderen troepten samen aan het sas. Er stond voor hen een dagje kanovaren op de agenda. Nog wat verder, hop een veldweg in die terug in de de richting van de spoorweg leidde. Hier onderdoor en voilà, ziedaar de Blaarmeersen, het corpus delicti van het recente jongerengeweld, maar nu één gebied van peis en vree. Dit recreatiegebied is 100 hectare groot. Het is een prachtig groengebied met bosjes, ligweiden en wandelwegen rond een centrale vijver met een strand en sportinfrastructuur.
Het gebied was oorspronkelijk een meersengebied langs de Leie. Voor de inrichting werd in de jaren 1960 een ontwerpwedstrijd uitgeschreven maar de eerste werken begonnen pas in 1976. De aanleg gebeurde op kosten van de stad Gent. Voor de aanleg werden de meersen opgehoogd. Later werd ook de vijver gegraven en begon men met de oprichting van de sportinfrastructuur. Met de groei van de aangelegde bosjes groeide het aanvankelijk kale gebied na enkele jaren ook tot een groen domein uit. Bij het binnenstappen van het domein had het precies gesneeuwd. Een tapijt van pluizenpollen bedekte ganse paadjes. Die pluizen vlogen daar dan ook in het rond. Lastig moet dat zijn voor de mensen met hooikoorts.
Op het paadje tussen vijver en wandelpad, een beetje uit het zicht van de zondagskuieraar, is het geweldig aangenaam om te wandelen. Je loopt naast de vijverrand met de rietpartijen onder overhangende takken van bomen door. Niettegenstaand er wel wat volk op het domein rondliep liep je hier helemaal alleen. Prachtig, met hier en daar wat jongelui die lagen te chillen op de pontonnetjes. De vijver zelf biedt een prachtig panorama. Aan een geweldig groot jungleparcours bestaande uit torens, luchtbruggen, klimrekken en touwladders werd ik aangesproken door 4 kereltjes van een jaar of 10. Ze waren verloren gelopen bij een zoektocht. Of ik zo vriendelijk zou willen zijn om hun meester op te bellen. Die zou hen depanneren. Een hulplijn dus zoals in 'Komen Eten'. Waarom niet ? Ze gaven me het te bellen nummer. Het verraste me dat deze kereltjes zo voorkomend en beleefd waren. Ik werd bedolven onder de dankjewels. Later kwam ik hen terug tegen, ditmaal in compagnie van hun andere klasmaatjes en hun schoolmeester. Deze kwam me op aanwijzen van de voorheen verdwaalde ventjes opnieuw bedanken. Ja toch, soms verschiet ik ervan dat er nog welopgevoede kinderen en mensen bestaan. Ik weet niet of het vak 'Wellevendheid' nog opgenomen staat in het leerprogramma. Waarschijnlijk misschien onder een andere vorm maar 60 jaar geleden hadden we een schoolboekje voor het vak 'Wellevendheid'. Er werden zelfs punten op gegeven net zoals op vlijt. Het boekje titelde : 'Met de hoed in de hand'. De meester gebood toen : Neem jullie 'Met de hoed in de hand'-boekje waarna we in koor al brullend moesten herhalen en aanvullen 'Met de hoed in de hand kom je door het hele land !'. Kwestie van ons op de hoogte te brengen dat je met schone manieren en beleefdheid veel bereikt.
Vooraleer ik de Blaarmeersen vaarwel wenste stapte ik nog gauw de Karel Sabbeberg op. 34 meter hoog. Deze Karel Sabbe, een Oost-Vlaming en ultraloper, liep dagelijks 100 keer deze berg op en af bij wijze van training. Hij trainde voor het record te breken van de Apalachian Trail. Een trail van 3200km liep hij in 41dagen 7uur en 39 minuten. Ook het record van de North American Pacific Crest Trail staat op zijn naam. Deze keer betrof het ook maar een 4279 paaltjes. Knap maar ik zie er het nut niet van in.
Zie daar kwam ik al aan de Watersportbaan. Deze heet officieel de Nationale Watersportbaan Georges Nachez. Ze is 2300 meter lang, 76 meter breed en een gegeerde plek voor roeiers. Ook erg in trek bij joggers en lopers. Deze watersportbaan heb ik een klein stukje gevolgd. Ik zat al op het grondgebied van Drongen. Na het oversteken van de Drongensesteenweg tot aan de Waterbaan stapte ik de Bougoyen Ossemeersen binnen. Opnieuw een oase met 220 hectaren aan natuur in de Gentse stadsrand. Het is één van de vogelrijkste gebieden in Vlaanderen gelegen in een uniek middeleeuws riviergraslandencomplex. Zalig wandelen. Sporadisch spot je hier en daar wel een jogger. Heel de omgeving straalt een voelbare rust uit.
Een pint zou ondertussen wel al eens kunnen smaken ! Het natuur- en milieucentrum De Bougoyen kon daarin tegemoetkomen. Voilà zie, een sjiek bolglas met daarin een Crabbelaer dat met goudglanzende pracht straalt te midden van een terrastafeltje ! Hoe lang is dit niet geleden zeg ! Schol ! Meer dan een jaar geleden dat ik deze weelde nog eens mocht aanschouwen. Aan dit centrum kan je ook een lange blotevoetenwandeling door de meersen maken. Om begrijpelijke redenen mogen honden hier niet aan meedoen. Zo die Crabbelaer smaakte. Ik kwam nu terug uit in de stadsrand van Gent. Deelgemeente Rooigem meer bepaald. Het is al eens welgekomen om zo eens een stukje stedelijk gebied mee te pikken. Ik belandde duidelijk in een buurt waar de bedstee van Jan met de Pet en Jeanneke met het sjalleke staan. Deze keer werd ik verrast door het straatbeeld. Herkenbare déjà vu's die massa's herinneringen opriepen aan mijn eigen jeugd. Straten nog geplaveid met kasseien. Huizen met houten raamkozijnen in allerlei kleuren geschilderd, hier en daar een dakpan die ontbreekt, een droogrek aan de voordeur, een geruzie in de verte, hoog opgeschoten onkruid tussen de kasseien van een steegje, een bal in de goot, een man in een marcelleke prutsend aan een brommer, een verroeste fiets zonder zadel op slot aan een boom, een kindervoiture met 3 wielen wachtend op een herstelling, een hangmat gespannen tussen een verkeersbord en een boompje, kinderen op blote voeten waarvan de helft met een snotneus, de geur van heerlijke soep, de groet van een buurtbewoner. De waaier aan prikkels brengt je jeugd in herinnering. Deze volkswijken omringen zich met een zekere charme, ze hebben een ziel. Ik ben zinnens om geïnspireerd door het boek 'Het teken van de hond' van wijlen Jef Geeraerts een wandeling samen te stellen die me langs de vele plaatsen moet leiden waar ik ben opgegroeid. Dat moet ik zeker doen. De blauwdruk hiervoor ligt al klaar.
De wandeling zat er bijna op. Nog even het citadelpark aanlopen en dan was ik zo goed als rond. Ook in dat citadelpark was er veel leven te bespeuren. De Gentenaren kunnen blijkbaar het grote aanbod aan parken en plantsoenen waarderen. Vele mensen troepten er samen om er na een werkdag van het weer en de rust te genieten. Pintje erbij ... hopelijk mogen we de coronamiserie stilletjesaan uitwuiven. Van een pintje gesproken ... op het terras van Den Baziel aan het station heb ik mezelf getrakteerd op een Omer. Ik denk dat de Horeca haar schade moet inhalen. 4,5€ moest ik betalen voor een glas. Das ook genoeg maar toch nog geen 10€ die ik 15 jaar geleden voor een pintje moest betalen op de Ramblas in Barcelona. Evengoed heb ik net zoals toen ook nu met mondjesmaat van mijnen Omer genipt. Hij smaakte wel.