Onlangs kreeg ik een berichtje van een vriend waarin de vraag werd gesteld of ik mijn wandelingetjes had gestaakt. Deze blijk van belangstelling kon ik wel appreciëren maar het herinnerde me er tevens aan dat mijn bottienen al een poosje werkloos in het schab stonden. Ik wijs een beetje het gebrek aan inspiratie aan als oorzaak van dit manco. Nochthans is er keuze in overvloed. Korte wandelingetjes van 8 tot 10 kilometertjes, de zogezegde pittoreske zondagswandelingetjes, zijn er met hopen maar voor de grotere originele tripjes moet je al iets dieper gaan graven. Ik kwam er gewoon even niet toe. Hoog tijd dus om het tij te keren en dit kon best hier in de onmiddelijke omgeving haar beslag krijgen.
Om 9 uur stond den Hugo aan mijn deur deze morgen. Alsof hij weet moet gehad hebben van die inspiratiedip bracht hij me een tijdschrift mee 'Stap#1'. De cover vermeldde : 'Ontdek de 10.000 km wandelpaden door Vlaanderen en Noord-Brabant'. Voilà, dat kan tellen als boost.
Met z'n tweetjes er op uit waarbij de focus op Kallo gericht stond. Kallo een deelgemeente in Groot Beveren met een bewogen geschiedenis op haar palmaresje. Calloo bestond al in de 12de eeuw en was een vredig polderdorpje in het grote Land van Waas. Hoe peisvol het er nu ook bij ligt, al in 1316 brandschatte Willem III van Holland het dorpje en zette het onder water. De geschiedenis van het dorpje was hiermee geenszins al geschreven. Er zou nog veel meer aan de analen toevertrouwd worden.
Mijn karretje werd aan het gemeentehuis gestald en voorzien van ransel en paraplu konden we vertrekken. Er werd immers regenweer voorspeld maar gelukkig bleef het bij een voorspelling. Het dorpje lag er nog vredig bij in de ochtend. Het kompas werd richting Fort Liefkenshoek gedraaid. Na amper 200 meter stappen waren we al de dorpskern uit en wandelden we over het kanaal de Melkader. Een mooi bronzen naambord siert er de brug over het kanaal. Alexander Farnese, de zoon van de Hertogin van Parma en landvoogd der Nederlanden voor Filips II bouwde in 1584 bij Kallo een 800 meter lange brug over de Schelde. Ook liet hij de Parmavaart graven waar de Melkader nu nog deel van uitmaakt. Ik had er nog nooit van gehoord. De Melkader werd nog even gevolgd tot aan het Beverse golfterrein. Een verbouwereerde wandelaar met een Ierse setter kwam ons tegemoet op het einde van het bewandelbare stuk van de dijk. Hij was even er voor een vos tegengekomen. Zijn Iers setterbeest was er naartoe gelopen en de brave man moet zijn ogen niet kunnen geloofd hebben toen bleek dat zijn hond en de vos goed met elkaar konden opschieten. Ze liepen zij aan zij snuffelend aan elkaar. Hij kon er niet van over.
Op het golfterrein aanbeland troffen we al enkele sportievelingen aan die met veel bravoure tegen een balletje mepten. Hun caddies beladen met clubs in alle geuren en kleuren sleurden ze achter zich aan en met volle overgave wijdden ze zich aan de nobele golfsport. Enkelen kozen resoluut voor het comfort en reden er van hole tot hole in een elektrieken jeepke. Sporten is gezond maar volgens mij doet dit toch afbreuk aan het doel van sporten, namelijk de lichaamsbeweging. Ik kan me echter vergissen en probeer even niet te oordelen. Al valt dit me moeilijk.
Voorbij het golfterrein zaten we volop in het havengebied. Dokken, sluizen, kades, containerterminals, kustvaarders, oceaanstomers, trucks, goederentreinen, chemiereuzen, fabrieksschouwen, hoogspanningspylonen, loodsen .... noem maar op, het plaatje was compleet.
Den Hugo die beroepshalve dikwijls in deze contreien vertoefde verbaasde me opnieuw. Niet alleen met zijn ingebouwd kompas en gps maar eveneens met zijn kennis van de ontwikkelde nijverheid in, en de geografie van het gebied. Met kennis van zaken lichtte hij me in over de bedrijvigheid van de verschillende fabrieken. Van verbrandingsovens over naar massa-overslagbedrijven en zo dan weer van recyclagebedrijven naar loodsdiensten, treintunnels. Er kwam zelfs een heel uitgebreide technische kennis tevoorschijn betreffende hijskranen, stackers, heftrucks, sleepboten en ga maar verder. Onvoorstelbaar, Hugo de wandelende encyclopedie.
We zochten een schoofplekje op. Het fort van Liefkenshoek leek ons ideaal. Het ligt een beetje uit de schaduw van de ontelbare hoogspanningsmasten en de industriezones die daar het landschap domineren.
In de 16de eeuw werd er in Liefkenshoek, een gehucht van Calloo, een fort gebouwd dat bescherming moest bieden tegen den Spanjaard. Dit fort 'Liefkenshoek' genaamd was eigenlijk een schans en werd op een militair strategische plaats gebouwd op de Scheldeoever. De daaropvolgende eeuwen hebben verschillende overheersers er zich gehuisvest. In de periode 1585-1786 is het een vooruitgeschoven post van de Republiek der Verenigde Nederlanden geweest. Nu is het fort eigendom van de gemeente Beveren en sinds 1985 een beschermd monument.
Het fort werd in 1579 gebouwd tegenover het fort Lillo aan de rechteroever, waarschijnlijk in opdracht van de magistraat van Antwerpen. In juli 1584 viel het in handen van het Spaanse leger, maar in april 1585 kregen de Antwerpenaren het weer in handen. Na de Val van Antwerpen, op 15 augustus 1585, behielden de opstandelingen in de Noordelijke Nederlanden de greep op het fort. In 1614 werd het fort geheel vernieuwd op basis van een bestek van de vestingbouwer David van Orliens. Bekend is ook de Slag bij Calloo waar op 21 juni 1638 de kardinaal-infant Ferdinand een overwinning op de Hollanders behaalde waarbij Maurits, zoon van Willem van Nassau het leven liet. Bij de Vrede van Münster in 1648 werd het fort dan officieel erkend als een vesting van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Deze Republiek beheerste dus de Schelde tot vlak voor de stad Antwerpen. Vanuit Lillo en Liefkenshoek werd een fiscale barrière in stand gehouden die nadelig was voor de handelspositie van de Antwerpse haven. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog in 1747 namen de Fransen het fort in. Bij de Vrede van Aken, getekend in 1748, werd Liefkenshoek weer aan de Republiek toegewezen, die het in februari 1786 aan de Oostenrijkse Nederlanden afstond in uitvoering van het Verdrag van Fontainebleau (1785).
Tijdens de Franse bezetting, tussen 1794 en 1814, werd het fort uitgebreid met een kruitmagazijn en een halfcirkelvormige bomvrije kazerne, bestaande uit twaalf kazematten.
Na de Belgische Revolutie van 1830 bleven de forten Liefkenshoek en Lillo nog tot 1839 in handen van het Koninkrijk der Nederlanden. In 1894 werden ze als vestingwerken buiten bedrijf gesteld. Liefkenshoek werd een hospitaal (lazaret) van de quarantainedienst op de Schelde tot 1952. Na de Tweede Wereldoorlog werd het fort gebruikt als basis en depot van de Belgische marine. Van 1964 tot 1973 deed het dienst als vakantieoord van het Belgische leger voor beroepsmilitairen en hun families. Daarna werd het fort gesloten tot het in juni 1980 werd aangekocht door de gemeente Beveren.
Er is een bezoekerscentrum en een belevingscentrum. Het fort kan vrij of begeleid bezocht worden. Helaas, op maandag was het niet toegankelijk en hebben we onze bokes op een bankje voor het fort moeten binnenspelen. We kregen er bezoek van fietsende jongelui. Een vrolijke bende 16-jarigen die met hun klas een meerdaagse uitstap hielden met fiets, rugzak en tent. En maar vertellen. Enkelen waren ook scout. Een chokoladegekleurd klasgenootje ontpopte zich tot ster van het groepje. Zijn totemnaam luidde : 'Wangabee', althans luidde het zo. God weet welk beest dat mag zijn ? Een tof kereltje die Wangabee. Grote ogen trokken ze nog wanneer ik hen vertelde van den Hugo zijn tocht naar Rome te poot met tentje en rugzak. Zoiets hielden ze voor het onmogelijke. Het was een leuke ontmoeting met die jonge gasten. Helaas wat kort. Hun klasmeester moest hen aansporen om terug te vertrekken want ze liepen uit op hun schema. Ze moesten nog tot in het stropersbos in Stekene geraken om te overnachten. Daar moesten ze zelf hun potje koken. Is dat niet tof ? Het is wat mij betreft duidelijk dat sommige mensen het denkbeeld van de aan smartphone en i-pod gekluisterde jeugd dringend moeten bijstellen. Met het geven van onze bloglinken waren ze erg opgezet. Dat ze zich maar goed amuseren en plezier maken.
Een bezoekje aan Fort St. Marie zat er ook nog in deze dag. In een grote boog de Schelde volgend gingen we die richting uit. Opnieuw weer het ansichtkaartje van de immer uitdeinende havenindustrie. Deze keer aangevuld met voorbijstomende zeereuzen en binnenschepen. Het werd tijd om dit eens door te spoelen. Terug aangekomen aan het golfterrein waagden we het er op om even de kantine van de golfclub op te zoeken. Den Hugo ging eerst heel voorzichtig polsen aan het onthaal of het gepermitteerd werd dat er een stel proletariërs met rugzak zich kwamen laven in hun elitair etablissement. Dat was geen probleem, klandizie en personeel waren de vriendelijkheid zelve en bij een portie aangeboden borrelnootjes lieten we ons de Trappisten goed smaken. Rangen en standen vervaagden zienderogen.
Nog 8 kilometertjes bleven er via Fort St. Marie te stappen naar het eindpunt. Fort St. Marie, de mooie marinekazerne van weleer is nu een opvangcentrum voor vluchtelingen. Een trieste aanblik werd het. De mooie vijvers rond de kazerne waren omringd met metershoge hekken. Onkruid woekerde tussen het beton. Het verval is ingetreden. De gebouwen nog steeds getooid met naamplaten zoals de Rupel, de Ourthe, de Lesse, verwijzend naar de doopnamen van onze inshore mijnvegers lagen er zieltogend bij. Her en der een sukkelaar die er op het terrein als een geest rondwaarde en deze plaats zijn thuis moet noemen. Een 'thuis' ook voor het jonge oosterse meisje dat op een afgedankt veloke daar wat toekomstloos rondreed. Het doet je wel iets wanneer zo'n wicht dan, ondanks de miserie, jou met haar gitzwarte oogskes je lief een goeiedag toeknippert. Een kazerne in verval, alles is vergankelijk en ik hoop op hetzelfde voor die mensen hun ellende.
Nog een laatste spurtje werd volbracht langs het Groot Rietveld. Je moest een hekje openen om er binnen te geraken. Een ruig slingerpadje diende gevolgd te worden en het was voor mij en den Hugo een compleet raadsel om de herkomst van de ontelbare bergen paardendrollen op dit pad te achterhalen. Om de 100 meter lag daar zo'n gigantische hoop opgestapeld. Onmogelijk dat één paard dat gescheten kon hebben. Een paard kon ook niet door het nauwe toegangshek. Nu, wakker ga ik er niet van liggen.
Dit Groot Rietveld is een heel prachtig stukje natuur dat werd aangelegd als offergeld voor het inpalmen van duizenden hectaren natuurgebied met het doel dit tot industriegebied te degraderen. De aanleg van de Antigoonspoorwegtunnel onder de Schelde gaf hiertoe de aanleiding. Een mooi initiatief weliswaar maar achteraf beschouwd een miniscuul druppeltje op een hete plaat. Als je zo te poot een 25-tal kilometertjes door een havengebied streunt dan dringt de verwoestende impact van de industrie in het geheel tot je door. Uitbreiding, geldgewin door de multinatinals, steeds meer en meer, economische belangen die gediend en gevrijwaard moeten worden en soms onvermijdelijk aanleiding geven tot conflicten en oorlogen. Die mastodonten van industriële installaties en gebouwen, de getuigen van onze welvaart, wel ze staan er nu éénmaal en moeten ten allen prijze renderen. Je kan er de ogen niet meer voor sluiten. Als je dan dat vervallend marinekazerneke daar temidden onze welvaartsymbolen ziet staan, bevolkt met die sukkelaars van vluchtelingen .... Een mooiere metafoor voor ongelijkheid tussen volkeren kan er niet bedacht worden. Het contrast doet pijn aan de ogen.
Maar goed, deze prachtige dag zat er weeral op en woensdag zijn we weer weg. De Makkegemse bossen met een ommetje langs Merelbeke om een bonjourke te brengen aan de kozijn van den Hugo. De Ronny en de Catsjoe gaan ossenstaart klaarmaken. In den oven want volgens de Ronny staat of valt zo'n gerecht ermee. We moeten ons enkel in bokes voorzien om te 'soppen' . Jammer dat den Angelo en de Marc er niet bij kunnen zijn. Maar het zal weer plezant worden, ik ben benieuwd.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Plaats een reactie als je wil.