Geïnspireerd door het boek van wijlen Jef Geeraerts ' Het Teken van de Hond - Gangreen 3 ' (*), zoek ik naast het verkennen van de vaderlandse Streek GR's ook hier en daar een biografische themawandeling in te lassen. Het is zo eens iets anders. Berchem, het geboortehuis, de wolvenberg, 't klein zeetje, de schoolpleinen en nog vele andere ... allemaal lokaties waar ik nog een woordje over kwijt wil. Maar ik wil me in deze wandelblog enkel beperken tot de lokaties en niet tot de personen medegerelateerd aan die lokaties zoals Jef ze ook beschrijft in zijn boek. Dezen komen nog aan bod, ik geef ze ergens anders wel een forum.
Waarom Oostende ? Wel, in 1974 - 1975 sloot ik daar m'n jeugd af net zoals dit hieronder bezongen wordt. Het Vaderland moest toentertijd immers nog gediend worden. Dienstplicht was nog aan de orde, ik deed er m'n legerdienst bij de zeemacht. Toen werd er verondersteld dat je na het vervullen van je dienstplicht bij het leger je jezelf bij de 'Grote Mensen' mocht rekenen. Soms denk ik, enkele specimen uit de huidige generaties beschouwend, dat daar wel een stukje waarheid in schuilt. Desondanks ben ik een overtuigd pacifist. Schaf alle legers af en er is nooit nog oorlog.
Terug naar de kust - Gerard Joling
Om 9u stapten ik en den Hugo op de trein in St. Niklaas richting Oostende. Geen vertragingen, een perfect ritje maw. Het NMBS station op zich zag er 50 jaar geleden nog net hetzelfde eruit zoals dit nu het geval is. De omgeving is wel drastisch veranderd. Toen was er nog geen sprake van een kusttram. De langste tramlijn in België. 67km spoor tussen Adinkerke en Knokke. Die kwam er pas in 1991. Gelegen vlak naast het treinstation hebben de depots en spoorinfrastructuur voor dit transportmiddel een serieuze impact gehad op de stationsomgeving. Ook de nu tot museumschip omgebouwde IJslandvaarder O.129 AMANDINE die in 1995 voor het laatst de haven van Oostende binnenliep sierde toen nog niet het straatbeeld. Deze staat momenteel terug in de steigers voor renovatie. De Driemaster Barkentijn MERCATOR daarentegen ligt al sinds 1964 afgemeerd tegenover het stadhuis van Oostende. Een nog onaangeroerd herinneringsbaken uit m'n legertijd. Die lag er toen ook al. We wandelden naar de Roger Raveel, het veerbootje dat op en neer laveert tussen de wester- en oosteroever van de Oostendse havengeul. Dat kwam er juist aan. Het duurde nog even vooraleer die aanzette. Fris dat het was daar op haar dek. In een thermos bewaarde ik warme glühwein. Een uitstekend idee was het volgens mij om die even open te draaien en een bekertje te vullen. Ik bood een bekertje aan een dame aan die volgens mij kou leed. Ze schudde met haar hoofd een beleefd weigerend nee waarop haar man een klapke met ons aanbond. Het was een visser. Goed luisteren was de boodschap want dat Oostendse dialect vereist wel enig taalkennis om van een Oostendse conversatie een verstaanbaar geheel te maken. Ook voor deze 'Visscher' was de omgeving onherkenbaar geworden. Hij wees naar de torengebouwen waar Marc Coucke op de dakverdieping zijn bescheiden stulpje inclusief zwembad betrok. 1.000.000 € heeft dat gekost betoogde hij. Moet er geen zand zijn ? Nee, dat lag er wel genoeg aan het strand. Als 'visscher' kwam hij geregeld in aanvaring met de maritieme autoriteiten. Regelschennis bij het vissen in het vaarwater van gastankers onder andere. Ook deed hij zijn verhaal over de munitiestorten iets verder daar voor de kust. Als visser werd hij daar ook weggejaagd. In totaal gaat het om zeker 35.000 ton aan munitie dat daar ligt. Ter hoogte van Knokke en de Oosterschelde liggen daardoor twee van de grootste munitiestorten van de Noordzee, tussen zo’n 300 en 1.500 meter van de kust. Het is verboden er te vissen of het anker er uit te gooien, door de grote hoeveelheid granaten en bommen die er liggen op en in de bodem van de zee. Wat het nog gevaarlijker maakt is dat een deel van die bommen uit de 1ste wereldoorlog gifgas bevatten.
Aangekomen op de Oosterkaai probeerde ik me het uitzicht op het Vlotdok anno 1974 in herinnering te brengen. Daar lag de marinebasis Cedra, een mijnenveegcentrum. Aan de kade lagen de kustmijnenvegers aangemeerd. Ik deed daar dienst op de M928 Stavelot. Die werd in 1990 verkocht aan een beroepsvereniging in Amsterdam. Aan de overkant van het dok had je de 'Log' waar de omgebouwde bananenboot Godetia, de Zinnia met haar motoren uit een diesellocomotief en enkele hoogzeemijnenvegers hun thuishaven vonden. De Zinnia en de Godetia waren logistieke ondersteuningsschepen. Stelplaatsen van De Lijn zijn er in de plaats gekomen. De Zinnia, in de scheepskantine rammelden de borden en kommen van tafel wanneer haar motoren draaiden. Weg is alles - zo bleek .. allemaal weg ... verschwunden ... nostalgie. En dit al een hele tijd volgens onze 'visscher'. Ook zijn er nu grote delen van het havengebied ontoegankelijk geworden voor het publiek. Dat was in '74 niet het geval. Zie, alles is vergankelijk. Niet ?
De wandeling vervolgde zich langs het Oosterstrand en haar duinen tot in Bredene. In de verte daar op die grijsgroene zee zag je onder een laagje mist het windmolenpark in actie. Iets verder probeerde een regenboog tevergeefs haar kleuren te etaleren naast immense waterhozende regenkolommen. Op het strand bleef het op een spatje na droog. Het was opkomend tij en al wandelend langs de vloedlijn was het wat oppassen om geen natte voeten te krijgen. Het was leuk om daar aan die vloedlijn enkele vogeltjes te spotten. Enkele kleine plevieren renden daar de pootjes onder hun tenger lijfje uit bij de aanrollende golven. Schichtige steenlopers deden het iets rustiger aan. Ze keken de kat uit den boom. Een boom die daar op dat strand evenwel niet stond. Een kat was er nog minder te bespeuren.
In de duinen spraken we nog even de thermos glühwein aan. Met een lekker frangipane taartje erbij betekende dit even extra qualitytime. Voor het schof trokken we naar het visserskapelletje van OLV ter Duinen. Daar waren we nog al eens geweest. Dat was goed getimed want een stevige regenbui trok voorbij en daar zaten we droog. Het spreekt je wel even aan wanneer je de daar opgehangen foto's bekijkt van de vissers en zeelui die het leven lieten op zee. Veel jonge mannen waren slachtoffer-drenkelingen en dat maakt de aanblik nog vele malen triestiger. Vermist of vergaan met man en muis. De zee geeft, de zee neemt is een opschrift dat het kappeletje siert. Het is maar een magere troost voor de nabestaanden. Maar goed, ze worden niet vergeten en men blijft ze eer brengen.
Het boterhammeke smaakte. In lijn met de lokatie waren deze belegd met zwarte heilbot. Om het diner daar af te sluiten kocht den Hugo gewoontegetrouw er nog enkele noveenkaarsen.
Verder ging de tocht langs het Breeduyn Village. Een megacamping aanleunend tegen Bredene en Bredene-Bad. Netjes opgelijnde stacaravans, dicht op elkaar en amper ademruimte latend stralen niet de aantrekkingskracht uit van een aangenaam recretie-oord . De omheiningen die deze dierbare eigendommen moeten vrijwaren van ongenode gasten doen me denken aan de kamplagers uit de Shoah geschiedenis. Het ging mijn petje te boven dat daar iemand zijn vakantie wil of kan doorbrengen. Ik verbeter : Het was een wollen muts.
In een wijde boog bewandelden we de oostelijke rand van de spuikom. Gigantische wolkenvelden, soms dreigend en zwanger van tonnen hemelwater, vulden het zwerk. Mooi om zien, het doet je de bedenking maken dat we maar nietige wezentjes zijn in de grootsheid van de natuur. We passeerden zo de oesterput waar de vermaarde 'Ostendaise' wordt gekweekt. Wie nieuwsgierig is naar het hoe oesters gekweekt worden, maar ook de juiste snijtechniek wil leren kan een rondleiding bij de Oesterput boeken. En uiteraard is een degustatie ook een optie. Ik herinnerde me dat de Ronny er enkele wandelingen terug een portie van die Ostendaises aankocht, achteroversloeg en vervolgens bestoefte om hun afrodiserende eigenschappen. En zo lekker dat het was ! Snottebellen in een schelp ! Toch was hij loyaal en wilde hij toen gul zijn godenspijs met ons delen.
Na de spuikom ging het richting Maria-Hendrikapark uit. Aan het AZ Damiaan moesten we rechtsomkeer maken vanwege wegenwerken. Het pad liep daar langs de talloze vijvertjes over bruggetjes en kronkelweggetjes. Een mooi park is het dat aangelegd werd in opdracht van Leopold II. Jaloers op het Bois de Boulogne in Parijs wou hij dit park een zelfde grandeur gunnen. Benamingen zoals Spiegelvijver, Koniginnevijver en Konijnenvijver moesten voeding geven aan de grandeur die Leopold met zijn park betrachtte.
We verlieten het park langs haar noordrand en zo belandden we aan de voormalige terreinen waar in '74 de marinekazerne Bootsman Jonsen haar activiteiten ontplooide. De laatste maand van m'n dienst was ik er telefonist - telegrafist. De loodsvormige betonnen bunker waarin de militaire telexlijnen gecentraliseerd toekwamen stond er nu troosteloos tussen nieuw opgetrokken appartementsblokken. Vergane glorie die bunker en ik denk dat de bouwheren niet in staat waren om dit oorlogsgebouw te slopen. Al wat er nu nog overblijft van de kazerne is een Belgisch - Nederlandse opleidingsschool voor "Naval Marine Mine Warfare".
Het werd stilletjesaan tijd om af te ronden. In een kroegje achter de St. Pieterstoren - 'de peperbusse' klinkt het daar in de volksmond - kon dit voornemen verzilverd worden. 2 Omers aub mevrouw ! Den Hugo bestelde en trakteerde. De drankkaart vermeldde dat de kroeg om 20u haar deuren sloot. 'Om 8 uur vliegen we hier buiten Hugo' zei ik toen de kroegbazin met onze Omers kwam aandraven. "Hier zin de Omertsjes joengs ! En joawe, ten 8ten vlieh'n giender butten hiere". Ze had m'n opmerking aan den Hugo gehoord. Dat laatste kwam er met een grappende glimlach uit. Er volgde er nog eentje en toen werd het tijd om op te krassen. Tot een volgende madamtsje !
Het is spijtig dat ik er niet eerder aan heb gedacht daar in dat kroegje. Tijdens de uitstappen toen ik nog bij den troep was, werd er al eens een zeegueuze achterovergeslagen. Deze werd je in een tinnen kroes voorgeschoteld. Deze werd tot halverwege volgetapt met Gueuze. Vervolgens werden er 3 verschillende stevige borrels bijgekieperd. Cognac, rum en whisky. Dat je er daar geen 5 van achtereen moest binnengieten spreekt voor zichzelf. Wie weet kennen ze de zeegueuze daar in Oostende zelfs niet meer.
Ach ..... Sic transit gloria - Zo vergaat de wereldse grootsheid.
Tot een volgende dan maar weer !
(*) Het Teken van de Hond - Gangreen 3.
Het betreft autobiografische dagboeknotities waarin de Vlaamse schrijver een eerlijke, meedogenloze analyse geeft van zijn schijnvrome, ouderlijk huis en van de door hem als beklemmend ervaren leertijd op de Rooms Katholieke scholen, waarvan hij zich alleen kon bevrijden door alle taboes te doorbreken. Geeraerts blikt terug op zijn jeugd. Volgens zijn moeder werd hij gemaakt op datum van 29 mei 1929. De dader verjaarde toen voor de vijfentwintigste keer en niet alleen hierdoor was hij blijkbaar een beetje de tel kwijt, neen, op de eigenste dag had het echtpaar Geeraerts - Van der Heiden zijn eerste belangrijke aankoop gedaan, rechtstreeks in het teken van Geld verdienen en Vooruitkomen : Een Plymouth 1929 vierdeurs sedan, grijsgroen-en-zwart, reservewiel buiten, hydraulische remmen, nummerplaat 74579, bestemd voor taxivervoer. Hij gaat in zijn boek systematisch terug op zoek naar die mensen en plaatsen die in zijn jeugd de revue passeerden.
Grotendeels klopt deze omschrijving maar een vergelijking doortrekken naar m'n eigen ouders zaliger zou niet kloppen en dan ook erg misplaatst zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Plaats een reactie als je wil.