donderdag 23 september 2021

De Koppenberg - De Vlaamse Ardennen / Oudenaarde

En we zijn weer vertrokken. Het prachtige weersvooruitzicht was te uitnodigend om me daarbij een staptochtje te ontzeggen.  Een vroege trein bracht me hiervoor naar Oudenaarde. Een vrij rustig ritje trouwens waarbij ik nog eens na een heel lange poos m'n lijstje van ontmoetingen met BV's kon aandikken.  Pascal Braeckman, de geluidstechnicus van Tom Waes zat ook op de trein naar Gent St. Pieters. Met dat mondmasker was het even twijfelen maar de nimmer van zijn zijde wijkende grijze konijnenpelsen micro annex verlengstok en een dikke valies in het bagagerek gaven me de bevestiging. In korte broek en met een dikke jas aangepelst bestudeerde hij zijn I-Phone. Ik liet hem gerust. Deze mensen worden waarschijnlijk tot vervelens toe aangesproken. En ik, ik spoorde in alle rust verder door naar m'n bestemming.

Deze keer kwamen de Vlaamse Ardennen nog eens aan het woord. Een zuidelijke lus van 25 paaltjes die onderaan Oudenaarde bengelde inclusief een 500-tal hoogtemeters stonden in promotie. Toehappen dus, het was geleden van in december 2016 dat ik deze regio nog eens verkende. Bij het herlezen van m'n destijds geschreven post  viel het me op dat de bevolking van toen ook al niet tot de sympathiekste inwoners van België konden gerekend worden. Al vlug viel er me dezelfde bedenking te maken. Wat is er mis met iemand in het passeren een goeiemorgen toe te wensen ? Als je daarop telkens een scheve smoel als tegenreactie krijgt dan is je mening vlug gevormd. Om aan de reputatie van Brugge die in de top 10 van 's werelds sympathiekste steden staat te tippen is er daar in Oudenaarde nog veel werk aan de winkel. Maar goed, dit terzijde want m'n neus stond in de richting van het recreatiedomein De Donk. Stappen maar ! 

Dit domein is gelegen aan de westelijke rand van Oudenaarde en moet het vooral hebben van de sportieve recreant. Het domein is 85 ha groot en de aangelegde donkmeer-vijver meet 30ha. Wat me opviel in dit gedeelte van het stedelijk grondgebied was dat gans de omgeving rond Koning Auto werd geconcipieerd.  Aan de bruggen over de bovenschelde ontbraken er trappen naar het jaagpad. Het kostte me al een eerste klauterpartijtje op de talud naar boven. Op de brede oversized banen werd er ook vrij snel gereden. Voetpaden, of wat er voor moest doorgaan, leunden aan tegen vangrails. Zebrapaden waren er met mondjesmaat aangebracht op die brede wegen en zo ze er al waren boden ze je geen garantie op een veilige oversteek. Dit kon echt beter ! 

Toch zag deze wandeling er veelbelovend uit. In Leupegem, enkel stappen verder belandde ik op een landweg die naar de Koppenberg leidde. Deze weg lag over een afstand van een ruimgemeten kilometer volledig bezaaid met dezelfde keien die je terugvindt onder de bils in een spoorwegbedding. Ik zocht naar een verklaring hiervoor want een dergelijke wandelweg nodigt echt niet uit om deze te verkennen. Misschien moeten die keien de begaanbaarheid bij regenweer wat verzekeren ? Het deed me alleszins herinneren aan de eerste 200km op de La Plata. Een kenmerk van de wandelpaden tussen de wijnranken van de Sierra Norte van Andalucië zijn wel die keitjeswegen. Daar was het nog een stuk mottiger om op te lopen ! Elk keitje teisterde daar op den duur, ondanks de dikke zolen van je bottienen, je voetzolen.  Je kreeg er een gevoel alsof je er op je blote voeten liep. Erg pijnlijk werd het wel. Na vele tientallen kilometers gelopen te hebben op paden bedekt met deze bruine kwelduivels, in alle maten en gewichten trouwens, en temidden van enorme stofwolken opgeworpen door tractoren, kreeg je er wel genoeg van. 

Voilà, dit was even meer negativiteit dan me dierbaar is want ziedaar : De Koppenberg. Die doemde daar aan de einder op.  Ik stond oog in oog met het hart van de Vlaamse Ardennen. De heuvel bestaat geografisch gezien eigenlijk uit twee delen. Het westelijk deel is de Rotelenberg. Die meet 78 meter hoog en het oostelijk deel de feitelijke Koppenberg die er 79 meet. De straat over de heuvel draagt eveneens de naam Koppenberg, met uitzondering van de westelijke beklimming, die de straatnaam Steengat draagt. Dit stuk weg is bestraat met kasseien en werd in 1995 als monument beschermd. 

Boven op de Koppenberg liggen enkele stukken bos die voor wandelaars toegankelijk werden gemaakt. Het Koppenbergbos is 29 ha groot, het Berk- en Doornbos 1,5 ha en het Onderbos 5 ha. Het Koppenbergbos koos ik uit ter verkenning en in de klim naar dit bos kon ik genieten van de prachtige heuvelende landschappen. Een vaagblauwe hemel met hoge vederwolkjes overspande het geheel. Nevelflarden bedekten nog hele lappen weideland in het landschap waarin hier en daar koeien en paarden voor wat afwisseling zorgden in overheersende groene kleur.  Dit was een heel ander panorama dan de mijnterrils die ik verleden week in Charleroi bezocht. Ook mooi weliswaar maar het betrof daar een heel andere themawandeling. Hier en daar trof je sporen van bewoning aan in dit prachtige bos waarin de oude beukenbomen al meer dan 200 jaar overleven. Dikke torenhoge boomstammen zijn het. En zo af en toe kon je tussen deze statige reuzen een geurige mélange opsnuiven van de geur van een smeulend houtvuurtje vermengd met deze van de nog vochtige boslucht.  Je ruikt het ! De zomer is voorbij, er is een ander seizoen in aantocht . Die reuk is voor mij, nog vooraleer de bladeren gaan vallen, al een eerste teken dat we bergaf gaan richting winter. 

Bij het verlaten van dit Koppenbergbos zag ik vaag in de verte aan de uitgang een groepje mensen staan. Een hoogbejaarde man was er voor een behoefte te doen uit zijn auto gestapt, naar het bos gestapt en daar gevallen. Even vaag had ik eerder al geroep in de verte opgevangen maar er geen aandacht aan geschonken. Het bleek van die oude kerel te komen. Hij was gevallen daar aan de bosrand en het lukte hem niet meer om terug op te staan. Zijn auto stond met het portier open en de motor nog draaiend aan de kant. Dit trok de aandacht van een koppel dat in deze geburen een plezierritje met een 2 Cheveauke maakte. Ze waren gestopt en uitgestapt toen ze na het vertragen aan zijn openstaande auto zijn hulpgeroep hoorden. Toen ik er aankwam was de sukkelaar al terug op de been. De vrouw uit het koppel die hem daamee had geholpen werkte in de bejaardenzorg en wist verdorie van aanpakken. Ze hielp hem nog even met zijn bretellen te fatsoeneren want die mens had ocharme den bibber over heel zijn lijf. Hij was helemaal uit het lood geslagen. Ik dacht dat hij het niet meer zou halen. Gelukkig kreeg ik ongelijk en na een vijftal minuutjes was hij wat bekomen en tsjokkelde schoorvoets terug naar zijn auto. Tja, die mens heeft wel geluk gehad. Het had heel anders kunnen verlopen. In heel dat bos ben ik geen kat tegengekomen, hij zou daar nog lang om hulp hebben kunnen roepen. Dankbaar voor zijn reddende engelen zwaaide hij hen zijn waardering toe bij het wegrijden. 

Na dit Koppenbergbos belandde ik in Maarkedal. 't Is te zeggen in haar fusiegemeenten Nukerke en Etikhove. De naam van de gemeente verwijst naar de Maarkebeek die door de gemeente stroomt. Maarkedal ligt in het hart van de Vlaamse Ardennen en haar glooiende heuvels, diep ingesneden beekvalleitjes en holle wegen bieden een op en top wandelparadijs. Maarkedal ontstond op 1 januari 1977 door de fusie van de deelgemeenten Etikhove, Maarke, Kerkem, Nukerke, Schorisse en het gehucht Marie - Louise.  Ze ligt trouwens aan de taalgrens met de Waalse gemeenten Flobecq en Ellezelles. Een hele boterham als je er nog het Tsjechische zusterstadje Horšovský Týn er bij rekent. Een onderweg tegengekomen wegwijzer gaf 835km afstand tot dit stadje aan. M'n geografische kennis in acht genomen vermoed ik dat dit in vogelvlucht moet zijn. Maarkedal beroemt zich eveneens op haar getuigenheuvels. Deze heuvels zijn de getuigen van hoe het landschap er lang geleden uitzag. Getuigenheuvels vinden hun oorsprong in het Laat-Mioceen. Tijdens deze periode steeg de zeespiegel en kwam heel Vlaanderen voor een laatste maal onder water te liggen. De zanden die in deze periode zijn afgezet worden de 'zanden van Diest' genoemd. Het bijzondere aan dit zand is dat het relatief veel ijzer bevat. Toen de zee zich na het Mioceen definitief terugtrok naar het noorden, werden de afgezette zanden blootgesteld aan verwering. Het ijzer in de zanden oxideerde en de 'roest' die aldus ontstond deed het zand tot ijzerzandsteen aaneenkitten. Deze ijzerzandstenen boden veel meer weerstand aan de latere erosie. Daardoor ontstond een typisch heuvellandschap. Op plaatsen zonder ijzerzandsteen verdwenen de zachtere lagen immers door erosie. Deze heuvels zijn nu nog steeds in het landschap van de Vlaamse Ardennen te zien. Het zijn getuigen van het geologisch verleden van de Vlaamse Ardennen en geven Maarkedal en de streek een uniek landschap. 

Aan het Hollebeekpad gekomen zat ik in een laatste rechte lijn naar Oudenaarde. Dit pad, ingehuldigd in 2018, moest naast het functionele aspect ook een plaats worden waar mensen zich kunnen ontspannen. Een groene gordel met zo'n 1.600 bomen en struiken kronkelt naast het pad en de beek en er zijn rustplaatsen waar fietsers en wandelaars even halt kunnen houden. Dit 2km lange fiets- en wandelpad werd ontworpen met tot doel een verkeersveilig alternatief te bieden voor de drukke Nederholbeekstraat. Hier was geen plaats om een fietspad aan te leggen. Het betonnen pad loopt dwars door de velden, parallel met de Nederholbeekstraat. Tenslotte kan je langs het pad ook een gedicht ontdekken dat Jeroen Theunissen speciaal voor deze locatie schreef. Ik vermoed dat dit gedicht aan de picknicktafel stond waar ik mijn bokes aansprak. Aan een metersgroot verroest stalen frame vertrouwde de dichter zijn poëtische ontboezemingen toe. Het was niet makkelijk om het te lezen. De picknicktafel stond vlak achter die kader. Aan de picknicktafel gezeten waande ik me daardoor een circusbeest in een kot. Dit was een prachtig pad om te bewandelen. Dat het uit beton was deerde niet, immers het geheel was mooi onderhouden over de gehele lengte van het pad. 

Na dit pad kwam ik stillekesaan terug op Oudenaardse bodem. De 88 meter hoge toren van de Sint-Walburgakerk vormt een duidelijk herkenningspunt tot ver in de omgeving. In dat heuvelende landschap was hij vrijwel steeds in zicht. Ik stapte de markt van Oudenaarde op, op zoek naar een terraske. Het café 'Adriaan Brouwer' kon me dat bieden. Verdomme wat een kniesoor ben ik toch geworden ! Zou corona hier iets mee te maken hebben ? Ik bestelde een Ename. 4€ rekende de waard af. Dat is ook genoeg en als de ober voor deze prijs nog zelfs geen moeite doet om een bierviltje onder je glas te zetten en in een grabbel nootjes te voorzien dan kan hij wat mij betreft naar z'n drinkgeld fluiten. Ondanks de povere service smaakte die Ename voortreffelijk. . Vroeger zou ik me hierover helemaal niet druk gemaakt hebben. En nu ... ik maak me onnodig de onnozelste zorgen 😊😊😊. 

Het zat er ondertussen op. Laat in de namiddag spoorde ik terug naar huis. Op de heenreis 's morgens naar Oudenaarde had de treinbegeleidster een heen en terug  vervoersbewijs aangemaakt. Bij het tonen van het ticket op de terugweg bleek er evenwel niets op het retourkaartje te staan. Er viel dus duidelijk een foutje van de spoorweg vast te stellen. Dat kan gebeuren en het is menselijk. Toch is in eerste instantie aan de mimiek van de kaartjesknipper goed te merken dat hij in de veronderstelling verkeert dat je een zwartrijder bent en dat je er goed aan zou doen om het maar eens te verklaren. Waarschijnlijk beroepsmisvorming maar ik verwacht dan toch een excuus voor het ongemak. Ik ga je geloven meneer ... awel, het zou er nog moeten aan mankeren zeg ! 3 keer moest ik m'n verhaal doen. Tussen Oudenaarde en Gent, op de IC trein tussen Gent en St. Niklaas en een laatste keer op de stoptrein tussen St. Niklaas en Beveren. Jaja ... een kniesoor, ik moet eens bij den doktoor horen of daar pilletjes voor bestaan 😂😂😂. 


vrijdag 17 september 2021

Charleroi - De Zwarte Lus / La Boucle Noir

 

Les Corons - Pierre Bachelet
 
Le tracé de la Boucle Noire comprend plusieurs tronçons aux paysages contrastés, tous marqués par les industries minière et sidérurgique. Chaque zone traversée révèle son lot de transformations post-industrielles : une nature spécifique a profondément modifié l’aspect des terrils, les vestiges de la sidérurgie questionnent le devenir des paysages industriels à haut potentiel de mémoire, les halages de cours d’eau deviennent des voies vertes au long cours, les anciennes lignes ferroviaires offrent des cheminements originaux, des quartiers changent de visage, alors que d’autres semblent figés dans le temps… Exploration, compréhension ou contemplation, parcourez ces lieux à votre façon. Et Allez-y !

En naar deze laatste wijze raad hebben we geluisterd. Er stond bijgevolg een heel eigenaardig toerke op het menu : De Zwarte Lus. Een kennismaking met het post-industriële Charleroi maakte vandaag de agenda uit. Het werd een boeiende trip. Zoveel contrast in de vele indrukken die je bereiken hou je niet voor mogelijk. Charleroi is mooi in haar lelijkheid en omgekeerd, draai het om en dan geldt hetzelfde. Althans voor het gedeelte dat we een bezoek brachten. Ooit was dit een welvarende regio dankzij haar voortrekkersrol tijdens de industriële revolutie. De siderurgie en de mijnbouw brachten grote welvaart in de regio. Majestueuze gebouwen, gigantische fabrieken waar de schoorstenen constant smoor braakten ... het is weg of kwijnend er naartoe. Nu rest er nog de aanblik van een zieltogende reus. Hier en daar moeten megalomane bouwprojecten het tij doen keren maar nu blijft het nog even kijken naar een industriëel kadaver vol korsten en zweren waar men hier en daar met wat pleisters en windels de boel probeert op te smukken. Maar het komt zeker terug wel goed ! Er wordt door de Caroloringiens heel hard gewerkt om die onverdiende zielige stempel van armoede en verval af te schudden. De natuur stak hen een handje toe en heeft er al het uiterlijk van de deprimerend ogende terrils ingrijpend veranderd. En de nog vele overblijvende maar toch stilaan verwijnende skeletten van de staalindustrie stellen stilletjes aan de toekomst van deze industriële landschappen in een ander perspectief. Jaagpaden van waterlopen worden groene wegen over lange afstanden waarbij de afgedankte spoorlijnen hierbij originele routes bieden. Grote delen van de buurt zijn bezig met hun aanzicht te verfraaien terwijl er andere buurten bevroren lijken in de tijd. Er zal nog veel tijd nodig zijn vooraleer hier alle littekens uitgevaagd zijn ...

llllksksks

Onzen Hugo had me enkele maanden geleden een wandeling doorgespeeld die te bewandelen viel in de heimat van mijn teerbeminde echtgenote Annick : Charleroi ! Ik deelde daarbij zijn mening dat het hier mogelijk een heel interessant toerke betrof. Vandaag zouden ik en den Hugo dus naar Charleroi trekken. Vanmorgen, het was 5 uur, ging de wekker al af. Charleroi ligt nu niet achter de hoek van de straat dus daar moest wat rekening mee gehouden worden. Vroeg begonnen is half gewonnen. Met de fiets bolde ik naar Beveren statie en na een goeie 2 uurtjes sporen slurpten we om halfnegen al van ons kommeke troost in de stationskoffiebar van Charleroi - Sud. Het was nog een beetje bewolkt maar de vooruitzichten waren prima. Het zou droog blijven wat eigenlijk de hoofdvoorwaarde zo bleek om zonder ongelukken de avond te halen. Ik kom er seffens nog wel op terug. Eens we de statie buiten waren viel er al een hectische bedrijvigheid op te merken. Heel het plein voor deze zuidstatie was één gigantische bouwwerf geworden. Kranen, buldozers, frontloaders die af en aan reden .. je zou er uren kunnen naar kijken zonder moe te worden van al die geleverde arbeid. Het standbeeld van Spirou (Robbedoes), het geesteskind van striptekenaar Franquin zaliger, stond daar moederziel alleen tussen het puin van wat eens een stijlvol art-deco stationsplein was. Toch zwierde hij ons nog een bonjourke toe. Ik vermoed dat de sentimentswaarde die de Karolingers aan hun Robbedoes hechtten hem behoed hebben voor een tijdelijke verhuis naar een duister hoekje op een zolder in het één of andere stadsmagazijn. Ik hoop voor Charleroi dat eens hun nieuwe plein af is dit de schoonheid van hun oude, nu teloor gegane, plein ten minste evenaart.

We sloten aan op de linkerkant van het jaagpad langs de Samber. Aan een fabriek waar smeltovens scrap en schroot verwerkten hielden we even halt om naar de werkzaamheden te kijken. Een enorme schrootgrijper viste er schroot uit de daar bij de kade aangemeerde rivieraken. Een enorme berg schroot lag er opgestapeld om via de hoogovens een nieuwe bestemming te krijgen. Aan de andere kant van de fabrieksloods lag het afgewerkt product. Enorme rollen staaldraad lagen er opgestapeld om verscheept te worden. Iets verderop sloot een bareel het jaagpad af. Een schuit met scrap werd er aan de kade gelost. Met een parlofoon kon je aan de kraanman vragen om de bareel te openen. De kraanman-schrootgrijper stopte dan even met zijn schepwerk. De vallende stukken metaal die uit zo een grijper loskomen zouden je immers dodelijk kunnen verwonden. Een fietser die ons tegemoetkwam stapte wijselijk van zijn fiets af en nam die op de rug. Verder rijden zouden hem ongetwijfeld 2 platte tubes opgeleverd hebben.

We vervolgden onze weg langs het jaagpad van de Samber nog een hele tijd. Kilometers fabrieken, poorten, roerloze ertstransportbanden, schroothopen, puin, spookfabrieken en ruïnes doen je aan een gebombardeerde oorlogszone denken. Enige vrolijkheid viel er dan toch nog te bespeuren in de Street Art. Graffitikunstenaars geven gestalte aan hun "Urban Dream". De troosteloze grauwe betonnen muren leveren hen uitstekend materiaal zodat ze hun straatkunsten ten toon kunnen spreiden. Hun prachtige creaties proberen de sombere sfeer die er in dit gebied heerst wat bij te kleuren. Onder deze volkse kunstgalerijen neemt het welig tierend onkruid in de bermen zelfs de kleur van roest aan. Het geeft extra body aan het decor waardoor deze creaties nog meer tot hun recht komen. Helaas, het verval zet zich er echter onverminderd voort. 

Ter hoogte van het Château de Cartier verlieten we het jaagpad. Een middeleeuws steegje leidde ons naar een volkswijk die we verlieten via een brug over de Samber. Op de andere oever namen we even de tijd om te rusten op een bankje en al een boke te eten. Kwestie van niet met wat junkspuiten in aanraking te komen inspecteerde den Hugo eerst even dit straatmeubel. Het was okee !  We volgden nu het jaagpad langs de andere oeverkant tot aan het park waar het kasteel van Monceau ligt. Een prachtig park ! Netjes onderhouden en in schril contrast met de panoramas die we reeds eerder op de dag zagen. Dit kasteel werd in de 14de eeuw gebouwd door Otto VI van Trazignies. Voor wie zich hier aan interesseert : Kasteel van Monceau-sur-Sambre


Vervolgens kregen we een eerste voorproefje van wat er ons op het einde van de lus te wachten stond. Voor ons lag de 'Terril du Martinet'. Die moesten we op ! We zouden eveneens kennismaken met de overblijfselen van de voormalige mijn die een van de grootste Europese mijnsites was van de jaren 1930. Het was de moeite. We maakten hier kennis met een heel ander Charleroi. Tijdens de beklimming van deze terril vroeg ik me af wat de vele spiegels konden betekenen die we onderweg tegenkwamen. Ze bleken het resultaat te zijn van een artistieke creatie "Fragments" genoemd. Volgens de kunstenaar Stefan Piat weerspiegelt zijn werk fragmenten uit het teloorgangsproces van de gerespecteerde status die aan deze regio werd toegekend. Haar bijdrage aan de industriële revolutie was destijds enorm. Er is nu geen mijnbouw meer, net zoals in Limburg zijn er alle mijnen gesloten.  Het is er doods op dat vlak. De vlakte en de terrils werden echter gevrijwaard voor verdwijning door de vastberadenheid van de daar geboren en getogen inwoners. Tja, vastberadenheid is een kenmerk van onze Waalse landgenoten. Niet voor niets noemt men hen 'des têtes durs' - stijfkoppen'.  Daarbij moet tegelijkertijd gezegd worden dat er vanuit deze mensen veel warmte uitstraalt.  Niemand passeert er jou zonder jou een blik te gunnen en jou te groeten.  Of je nu in lompen loopt of in sjiek maatpak, het maakt niet uit. Je wordt er steeds vriendelijk bejegend. Hier in Vlaanderen en vooral in de grootsteden ligt dat wel iets anders. 

We zijn tot op de top van deze terril du Martinet geklauterd. Je leest het juist : geklauterd. Ik heb me er laten fotograferen. Ja dit was even de moeite om helemaal tot boven te klimmen. Steile kost ! De panoramas op de omgeving zijn indrukwekkend. Maar moest het geregend hebben dan zou een klauterpartij  onbegonnen werk zijn geweest. De hellingsgraad was zo steil dat je gewoon terug naar beneden zou zijn geschoven in het met modder vermengde koolsteengruis. Het was er rustig wandelen in dit nu als ornithologisch geklasseerd natuurgebied. Bij de afdaling van deze terril maakten we nog een ommetje langs een voormalig rangeerstation dat tegenaan de terril was gebouwd. De gebouwen doen er nu dienst als tentoonstellingsruimten voor allerlei doeleinden. In een verlaten gebouw van de mijnsite zelf hielden we ons schof. Het was inmiddels al een stuk na de middag

We verlieten de site van Le Martinet en haar terril via een boomgaard. Langs uitgestrekte velden daalden we af naar het kanaal Brussel - Charleroi. Na het industriële kerkhof aan het Samberjaagpad en de mijnsite van Le Martinet kwam er nu een vrij rustige sectie van de wandeling aan bod. Deze langs het kanaal Brussel - Charleroi. Het was de spreekwoordelijke stilte voor de storm want zoals zo vaak blijkt kan het venijn in de staart zitten. Ook hier zou deze vaststelling gelden. Maar aan dat kanaal was het rustig. Aan het sas moesten we dit kanaal oversteken en we hadden geluk, er werd juist geschud. 2 Hollandse plezierjachten, een Hollandse woonboot en een Gentse lichter lagen in het sas. Je komt ze verdorie overal tegen die Hollanders ! Is het niet op de Vogelenmarkt, dan wel op een godvergeten kanaal ergens in de Walen. Verder is het grappig dat Hollanders je in het buitenland steeds in het Engels aanspreken. No Mam, we don't live here, we are just making a nice walk in the neighbourhood. Mor ge meugt Vloms klappe ! Dat laatste verstaan ze dan ook weer niet 😔😔😔. Maar alle gekheid op een stokje, voor den Hugo was dit weer een uitgelezen moment om het versassen op te volgen. Schepen en maritieme zaken biologeren hem mateloos. De oorzaak valt volgens mij waarschijnlijk te verhalen op zijn beroepsverleden. Ik kreeg van hem een snelcursus sasmechanica ter plaatse. Stilletjesaan vulde het sas zich tot op het juiste niveau. Ondertussen konden we een babbeltje slaan met de stuurvrouw van het plezierjacht de 'Amersfoort'. Ze was de echtgenote van de kapitein. Ze was volop bezig met de fenders te verplaatsen ten gevolge van het stijgende water in het sas. Ik hielp haar even met het aanlijnen op de bolders. Ze hadden een tochtje gemaakt naar Namen met hun jacht zo bleek. Haar stuurmanskunst trek ik niet in twijfel maar bij haar kennis van de hydrografie had ik toch mijn twijfels. Welke waterlopen ze moesten volgen om tot in Utrecht te geraken was haar niet meteen zo duidelijk. Hopelijk is haar kapitein hiervan op de hoogte. Het werd een korte maar zeer aangename babbel met deze Nederlandse dame. Eens ze het sas konden uitvaren restte er ons hen nog een behouden vaart toe te wensen. 

En hopla, we konden aan het 4de stuk van de wandeling beginnen. Jawadde, dat was de moeite. We waren in wijzerszin aan de statie met de wandeling begonnen. Moesten we in tegenwijzerszin gestapt hebben en met dit laatste 4de stukje dus als eerste begonnen zijn dan had ik na 5 km de handdoek in de ring gegooid. Jawadde zeg ? De terril van Le Martinet was al een kuitenbijter maar nu kwamen er ineens nog eens 4 kanjers aan de beurt die met nog gretigere tanden in je kuiten hapten. In deze volgorde sloegen ze toe : De terril Bayemont Saint Charles, de 2 terrils Saint Théodore Est en Ouest en tot slot, de meest venijnige : de terril des Piges. Alvorens aan deze laatste te beginnen moesten we een stukje door de volkswijken van Dampery stappen. De behoefte aan een fris pintje was gerezen maar een kroegje was er niet te vinden. Ik schatte in dat wanneer je in deze verpauperde buurten een kroeg opstart, dat er na een week commerce geen glas meer heel is gebleven. Jongens toch, dat was een luguber buurtje. De armoede en miserie kon je er zo van de mensen aflezen.  Hangjongeren liepen er ook rond. Weliswaar met fonkelende bolides maar met een blik waar de uitzichtloosheid op het bestaan van afdroop. 

We haastten ons vervolgens naar de laatste terril. Deze van Des Piges. Na het beklimmen van deze laatste was mijn pijp uit. Op het lastigste stuk had men vanwege de steile hellingsgraad trappen aangelegd met spoorwegbils. Treden van bijna 30 cm hoogte brachten je naar de top. Ik moet toegeven het uitzicht daarboven was adembenemend maar voor een 6de terril zou mijn pijp uitgegaan zijn. Het afdalen was zonder trappen en ik vermoed dat dit bij regenweer resulteert in een begrafenis. Maar de voldoening dat je naar boven bent geklauterd en hiermee elke meter van deze magische Boucle Noir hebt uitgestapt is groot. We kwamen terug in de bewoonde wereld, onze dorst was ondertussen problematisch geworden. Dichter toegekomen aan het station wees den Hugo op een terrasje. Verdere commentaar werd overbodig en we nestelden ons in het zonnetje aan een tafeltje. 2 pinten Bavik tegelijk bestelde onze maat. Die smaakten. Iets later dook er een vervaarlijk uitziende motard op samen met zijn machine en dit vlak aan onze tafel. Het leek wel een sympathieke knul en we nodigden hem uit om samen 'Une Choppe' te consumeren. Dat kon op zijn waardering rekenen en hij zette zich erbij. Even later lagen we beiden in een deuk. Hij begreep niet dat we al meer dan 40 jaar getrouwd waren met dezelfde vrouw. In zijn leefwereld was dit onvoorstelbaar temeer daar hij zelf niet getrouwd was. Elke voorbijlopende vrouw of meisje trok daarentegen wel zijn aandacht en werd aangesproken in de meest subtiele bewoordingen die ik hier niet aan mijn blog ga toevertrouwen. De kelner was dan volgens hem weeral een 'pédé'. Gelukkig kende die jongen zijn klanten en kon hij er hartelijk om lachen. Het waarheidsgehalte van elke anecdote die hij opdiste bekrachtigde hij met een high five waarbij hij eerst een vuist naar je vooruit stak die zijn zware doodskopring in beeld moest brengen. Ik moest wel het een en ander vertalen toen hij zijn uitleg aan den Hugo deed maar voor het woordje 'LouLou' waarmee hij den Hugo constant aansprak vond ik geen geschikte vertaling. Ook met deze kleurrijke kerel was het even aangenaam verpozen. Het was allicht geen grijze muis. En voilà, de dag zat er op en iets na 6u spoorden we terug naar huis. Dit was een stapdag om niet al te vlug te vergeten. Zware kost was het wel. Een kleine 25 km en 700 hoogtemeters  vraagt opnieuw wat training van me maar de voldoening is navenant geweest ! Naar gewoonte hebben de afwezigen weeral iets gemist ! Eigen schuld, dikke bult 😇😇😇.

woensdag 8 september 2021

Van Balen naar Beverlo - Antwerpse en Limburgse Kempen

Maandagavond kwam ik op het idee om daags erop, dinsdag dus, terug de Kempen op te zoeken. Het beloofde mooie weer mocht immers niet genegeerd worden. Ik was dan wel bezig met schilderwerk, het sjieke weerbericht maande aan tot een leuker alternatief. Bovendien bederft die verf niet en er komen nog dagen. 'Haast' en 'Moeten' is helemaal niet meer aan mij besteed. De  oproep naar de stapmaten kwam begrijpelijkerwijze wat te laat binnen om nog mee aan te pikken. Solo dus. Een wandelingetje vanuit Balen naar Beverlo was het doel. Van de Antwerpse Kempen naar die van de Limburgse. 

Om 8u30 stapte ik van de trein af aan het perron in Balen. Ik zat ineens bij de kruiers van Balen. Dit is de bijnaam van de Balenaars.  De reden kan zijn dat de patroonheilige van hun dorpskerk, de Heilige Andreas, ook patroon van de kruiers is. Het volksverhaal wil dat de bewoners de kerk een aantal malen wilden verplaatsen en dat ze daarvoor een kruiwagen het meest geschikte transportmiddel achtten. Dit even ter zijde. Balen ligt in één groot natuurgebied. Ruimte genoeg om er mooie wandelingen uit te stippelen om ze vervolgens te maken. Ten zuiden van het dorp stroomt de Grote Nete en in de vallei daarvan liggen diverse natuurgebieden, waaronder Scheps, De Most, De Vennen, en het Griesbroek bij Hulsen. Ten noorden van De Most ligt, op een dekzandrug, het natuur- en recreatiegebied Keiheuvel. Dit was the place to be ! 

De eerste stappen gingen richting uit naar het kanaal Dessel - Kwaadmechelen.  Er was geen scheepsverkeer te ontdekken op dit mooie kaarsrechte kanaal. Het lag er vredig. Hier en daar een woerd op de oever met zijn harem eenden die opgeschrikt in hun zalige rust verontwaardigd kwekkend de vaart induikelden. Mooie tafereeltjes zijn dat zo vroeg in de ochtend.  Een meeuw dobberde in het midden van de vaart op zijn gemakske wat rond op de rimpelloze waterspiegel. Wat hoge wolkjes onder een lichtblauw getint hemelspan maakten hierbij het decor uit. Het beloofde warm te worden. Dat kanaal volgde ik tot aan de eerste brug die ik dan ook overstak. Zo belandde ik aan de Grote Nete. Die rivier heb ik een stukje gevolgd, de aanblik ervan sprak tot mijn van tijds ongebreidelde verbeelding. Je zou je in het moerasgebied van de Everglades hebben kunnen wanen. Om de indruk compleet te maken ontbrak er daarom hier en daar nog een alligatorke in het plaatje. Ik heb trouwens nog een 2de track klaar liggen daar in het gebied. Dit trackje volgt die Grote Nete nog een kleine 2km tot aan de samenloop met de Heiloop. Dat is voor een volgende keer. Alhoewel die Grote Nete roestbruin kleurt en zich in ontelbare bochten door de omliggende wetlands wringt biedt de aanblik van dit landschap een unieke indruk. Echt heel mooi. Na een 500 meter boog ik dus af naar de Heiloop, volgde die even waarna ik verder door de bossen van Zandvliet en Straal en de weilanden in de rand van Olmen belandde. Authentieke smalle wandelpaadjes door het bos en ook soms naast weiland waren hier legio. Lange kluppelpaden door het moeras houden je droog en brengen je een heel eindje verder. Op lange stukken pad zag je deze geplaveid met half verzonken boomstronken waar je je voeten op kon afzetten. Dit doet me vermoeden dat je bij regenweer hier in een modderpoel verzeild raakt. In de plassen en poelen is er nog volop leven te spotten. Kikkers die wegduiken, waterkiekens die opschrikken, luchtbellen en rimpelkringen in het water verraden de aanwezigheid van vis of ander onder water levend gedierte.  De dauw had haar werk gedaan in de beemdgewassen. Na een 10-tal paaltjes zijn je bottienen en broekspijpen kletsnat maar deren doet dat helemaal niet.  Ook hier wordt de absolute stilte ervaren. Op het hele traject ben ik 1 jogster tegengekomen. En ik wandelde verder, in vredige gedachten verzonken.  Aan de vele herfstdraden merkte ik dat we jammer genoeg terug bergaf gaan richting herfst. De treurnis om de snertzomer die we hebben gehad werd er alleen maar groter door. Ik belandde terug aan het eerder vernoemde kanaal, stak het over en vervolgde m'n weg. 

Ik botste op een Alpacafarm. De kweker zwaaide met de slogan dat zijn beesten met hoogwaardige genen begiftigd waren. Alhoewel deze dieren ongetwijfeld prima verzorgd worden horen ze volgens mij hier niet thuis. Die moeten op de hoogvlakten in de Andes grazen. Das al één, ten tweede wordt er met de zogezegde alpacawandelingen op die dieren hun rug geld verdiend. Wandelingen waarvan men beweert dat ze een heilzame invloed hebben op het mentale welzijn. De mensen trappen daar in ! Wat is het verschil met een ponyke dat op de kermis ontelbare rondjes draait met jengelende kinderen ? Dat is mijn mening. Drie, het zijn beesten die vanwege hun sterk ontwikkeld sociaal kuddegevoel wegkwijnen wanneer ze alleen worden gehouden.  Hier en daar op mijn wandelingen ben ik al zo een sukkelaar tegengekomen. 

Kwaadmechelen kwam nu aan de beurt en ik hoopte daar een tripeltje te kunnen verhapschansen, helaas was er op het middaguur alles nog dicht. Een picknicktafeltje vond ik er wel waaraan ik me voor de middaghap kon scharen. Als tafelgenoten had ik een bosmaaier, een jerrycan, oordoppen en een haagschaar. Iets verderop waren de mannen van de gemeente de plantsoenen aan het fatsoeneren. Ze hadden hun gerief daar even geparkeerd op die tafel. 
In volle zon blijf je niet al te lang zitten en eens dat mijn bokes op waren zette ik me vlug terug op weg. De Velthovenweide, een natuurgebied behorende tot het grondgebied van Groot Ham kwam als eerste aan bod. Ook hier was het wandelen over fantastische padjes in een schitterende natuur. De weidepaadjes rond de immense Olmense maisvelden en graslanden beschikten over een zelfde gratie. Ik genoot ervan.  Vooraleer Beverlo, m'n eindpunt, te bereiken moest ik nog een prachtig bosgebied ten westen van Beverlo doorkruisen. In dit gebied vloeit de Veerlesestraatloop en de Grote Laak. Een vervolg op het reeds ervaarde viel me opnieuw ten deel. Absolute stilte heerste er op die mooie boswegels. En weeral was er in de wijdse omtrek geen ziel te bespeuren. God noch klein Pierke vielen er te bekennen. Maar wel de muggen kwamen hier ten tonele. Die meldden zich weer present. Deze keer jammer voor hen want ik had me deze keer van een spray voorzien. Dat scheelde wel enkele prikken en voilà, het zat er op. Ik was al aan de statie van Beverlo vooraleer ik het besefte dat de wandeling uitgelopen was. Een volgende keer volg ik de Grote Nete een heel stuk verder. Nog veel onbetreden wandelgebieden liggen daar voor het grijpen. De Kempen hebben een onuitputtelijke bron aan wandelpret in aanbod. Ik kom er heel graag. 


donderdag 2 september 2021

De Antwerpse Kempen. Van Tielen naar Mol



Ik ga mijn blog eens opvrolijken met een poëtisch werkje van wijlen Toon Hermans. Dat is zo eens iets anders. Zijn woorden spreken me wel aan. Een uitgelezen thema trouwens waar je tijdens je wandeling eens goed op kunt doormijmeren ... Wat gefilosofeer verwijdert de roest uit je brein. 

BIJ DAT SOORT MENSEN WIL IK HOREN... 

Er moeten mensen zijn die zonnen aansteken, 
voordat de wereld verregent. 

Mensen die zomervliegers oplaten als het ijzig wintert,
en die confetti strooien tussen de sneeuwvlokken.

Die mensen moeten er zijn. 

Er moeten mensen zijn die aan de uitgang van het kerkhof ijsjes verkopen,
en op de puinhopen mondharmonica spelen. 

Er moeten mensen zijn, die op hun stoelen gaan staan,
om sterren op te hangen in de mist. 

Die lente maken van gevallen bladeren,
en van gevallen schaduw licht. 

Er moeten mensen zijn, die ons verwarmen
en die in een wolkeloze hemel toch in de wolken zijn 
zo hoog

ze springen touwtje langs de regenboog
als iemand heeft gezegd: kom maar in mijn armen. 

Bij dat soort mensen wil ik horen. 

Die op het tuinfeest in de regen blijven dansen
ook als de muzikanten al naar huis zijn gegaan. 

Er moeten mensen zijn die op het grijze asfalt in grote witte letters liefde verven. 

Mensen die namen kerven in een boom vol rijpe vruchten omdat er zoveel anderen zijn die voor de vlinders vluchten
en stenen gooien naar het eerste lenteblauw omdat ze bang zijn voor de bloemen
en bang zijn voor, ik hou van jou. 

Ja, er moeten mensen zijn met tranen als zilveren kralen die stralen in het donker
en de morgen groeten als het daglicht binnenkomt op kousenvoeten. 

Weet je, er moeten mensen zijn, die bellen blazen en weten van geen tijd
die zich kinderlijk verbazen over iets wat barst van mooiigheid. 

Ze roepen van de daken dat er liefde is en wonder
 als al die anderen schreeuwen,alles heeft geen zin
 dan blijven zij roepen neen, de wereld gaat niet onder
 en zij zien in ieder einde weer een nieuw begin. 

Zij zijn een beetje clown, eerst het hart en dan het verstand
en ze schrijven met hun paraplu I love you in het zand
omdat ze zo gigantisch in het leven opgaan
en vallen en vallen en vallen en opstaan. 

Bij dát soort mensen wil ik horen. 

Die op het tuinfeest in de regen blijven dansen
ook als de muzikanten al naar huis zijn gegaan
de muziek gaat door
 de muziek gaat door en door. 

Opnieuw stond er dus een solowandelingetje op het menu voor vandaag. En het kan deugd doen wanneer blijkt dat je na afloop op een pracht van een wandeling kan terugblikken. Met alleen te stappen lukt het je zoveel beter om je hoofd te ventileren. Zen !!!  Op stap nu !

Uitstekend wandelweer in het vooruitzicht werd er gesteld en starten maar ! Om 8u30 stond ik al in Tielen statie. Geen gedoe met vertragingen, het liep erg vlot.  Vanuit Tielen zou ik naar Mol afzakken, goed voor een 26 paaltjes. Heel de wandeling zou voor 85% over bospaden lopen. Verharde weg trof ik enkel aan van aan de statie in Tielen tot aan de Hoge Rielen in Kasterlee. Verder in de bebouwde kom van Kasterlee nog wat 'goudron' voor de ingewijden, asfalt voor doorsnee burger. Door de Hoge Rielen volgde ik de centrale weg die van West naar Oost door het domein liep. Enkele scholengroepen hadden zich aan de ingang al verzameld. Knap om zo met buitenactiviteiten het schooljaar te beginnen. De Hoge Rielen was vroeger een militair domein. De vele loodsen die dienstdeden als munitie-opslagplaats zijn ondertussen herbouwd tot educatieve lokalen en slaappaviljoenen. Zo veranderde dit 230 hectare groot militair domein op  initiatief van de Vlaamse Gemeenschap naar een hypermodern jeugdverblijfscentrum. Verschillende groepen kunnen er te gast zijn in de 17 paviljoenen en op de kampeergronden. Ik herinner me levendig de verschillende keren dat ik er op de lentejachten bij de scouts als kookvader voor de welpjes opdraaide . Het is een prachtige lokatie waar de kinderen volop hun hartje kunnen ophalen.

De Hoge Rielen achterlatend belande ik in de Hoge Mouw. De Hoge Mouw, opnieuw een schitterend provinciaal domein ontleent haar naam aan een landduin die ooit een hoogte had van 30 meter. Ik ben er op geklauterd. Alleszins geen kuitenbijters maar het heuvelend reliëf van de bodem zorgde wel dat de paadjes er  magnifiek bijlagen. Betreding door de vele bezoekers maakte dat een deel van de plantengroei verdween. Het spel van wind, regen en verdere betreding zorgden voor een eroderende vegetatie. Nieuwe beplantingen, vooral met tamme kastanje en  Weymouth-sparren moeten verdere erosie tegengaan. Door dit gebied loopt De N19G ondergronds. Een 500 meter lange verkeerstunnel onder het natuurgebied zorgt ervoor dat dieren er ongestoord kunnen fourageren. Ik maakte er kennis met een wandelaar die zijn hond uitliet. Hij was van Hoboken afkomstig maar bracht zijn tijd door in een bungalowke iets verderop. Thuis wordt ik wakker van de stank van de fabriek en het verkeer, hier wordt ik wakker van de vogeltjes die fluiten, dat was zijn uitleg. Verder verklaarde hij me rijp voor den Amedee omdat ik nog tot in Mol zou doorlopen. Mooi intermezzo. 

Ten zuiden van deze Kempense Heuvelrug, ik heb het dus nog over die Hoge Mouw, domineert de vallei van de Kleine Nete het reliëf. Ik 1839 startte men met het kanaliseren van de rivier. Door deze ingreep werden oude rivierarmen, overstromingsgebieden en meanders afgesloten van de waterloop waardoor er uiteenlopende biotopen ontstonden. De watermolen van Kasterlee ligt in deze prachtige omgeving en was het volgende agendapuntje . Je wandelt naast die Kleine Nete precies in een kleurenprentje van Anton Pieck. Ongelooflijk mooi. De Kleine Nete is trouwens één van de zuiverste rivieren van Vlaanderen. Hij stroomt van zijn brongebied in Retie tot de monding in de Benedennete in Lier door twaalf gemeenten. Hij kronkelt door landbouw- en natuurgebied, door stads- en dorpskernen en langs waardevol erfgoed.

Tot aan het Prinsenpark liepen de paadjes door sappige weilanden. Ik zocht daar in het park naar een picknicktafeltje. Het was ondertussen het middaguur al voorbij en ik kreeg wat honger. Een halfuurtje in dit park pitste ik af voor mijn diner. Dit park is een groene oase van 215 hectare  met bossen weilanden en waterpartijen. De lappen heidegebied herinneren aan de tijd toen boeren hier hun schaapskudden lieten grazen. De paadjes waren eerder zandwegen waar het losse zand het stappen wat bemoeilijkte.  Na het oversteken van het kanaal Bocholt - Herentals kwam ik in een wijde bosgordel die rondom het landbouwgebied 'De Oude Bleken' lag. Een naam voor dit bos kon ik niet vinden. En ook hier in deze laatste horde een wirwar aan bospaadjes. Allemaal even prachtig en bij momente dacht ik dat ik op een St. Jacobsweg zat. De Flecha Ammarila, de met gele verf aangebrachte pijlen, kwam ik meerdere malen tegen. Aan de spoorweg aangekomen zag ik mijn trein juist aanzetten in de verte. Dat betekende bijgevolg nog een uurtje wachten op een volgende. Ook weeral niet erg want er was een stationsbuffet waar ik me op een La Chouffe kon trakteren. Het uurtje was zo om. Voor de lol had ik een stappentellerappje op mijn gsm geïnstalleerd. 39803 stappen werden het alstublieft en al een geluk dat ik op een terrasstoel zat 😊😊😊. De dag zat er nu echt op.  Dit was een wandeling die ooit nog eens terug aan bod komt. Zo prachtig dat deze was. Stappend van het éne domein in het andere, een paternoster van 26 kilometer aaneengeregen met de mooiste natuurparels. Dit was een voltreffer van formaat.