donderdag 23 september 2021

De Koppenberg - De Vlaamse Ardennen / Oudenaarde

En we zijn weer vertrokken. Het prachtige weersvooruitzicht was te uitnodigend om me daarbij een staptochtje te ontzeggen.  Een vroege trein bracht me hiervoor naar Oudenaarde. Een vrij rustig ritje trouwens waarbij ik nog eens na een heel lange poos m'n lijstje van ontmoetingen met BV's kon aandikken.  Pascal Braeckman, de geluidstechnicus van Tom Waes zat ook op de trein naar Gent St. Pieters. Met dat mondmasker was het even twijfelen maar de nimmer van zijn zijde wijkende grijze konijnenpelsen micro annex verlengstok en een dikke valies in het bagagerek gaven me de bevestiging. In korte broek en met een dikke jas aangepelst bestudeerde hij zijn I-Phone. Ik liet hem gerust. Deze mensen worden waarschijnlijk tot vervelens toe aangesproken. En ik, ik spoorde in alle rust verder door naar m'n bestemming.

Deze keer kwamen de Vlaamse Ardennen nog eens aan het woord. Een zuidelijke lus van 25 paaltjes die onderaan Oudenaarde bengelde inclusief een 500-tal hoogtemeters stonden in promotie. Toehappen dus, het was geleden van in december 2016 dat ik deze regio nog eens verkende. Bij het herlezen van m'n destijds geschreven post  viel het me op dat de bevolking van toen ook al niet tot de sympathiekste inwoners van België konden gerekend worden. Al vlug viel er me dezelfde bedenking te maken. Wat is er mis met iemand in het passeren een goeiemorgen toe te wensen ? Als je daarop telkens een scheve smoel als tegenreactie krijgt dan is je mening vlug gevormd. Om aan de reputatie van Brugge die in de top 10 van 's werelds sympathiekste steden staat te tippen is er daar in Oudenaarde nog veel werk aan de winkel. Maar goed, dit terzijde want m'n neus stond in de richting van het recreatiedomein De Donk. Stappen maar ! 

Dit domein is gelegen aan de westelijke rand van Oudenaarde en moet het vooral hebben van de sportieve recreant. Het domein is 85 ha groot en de aangelegde donkmeer-vijver meet 30ha. Wat me opviel in dit gedeelte van het stedelijk grondgebied was dat gans de omgeving rond Koning Auto werd geconcipieerd.  Aan de bruggen over de bovenschelde ontbraken er trappen naar het jaagpad. Het kostte me al een eerste klauterpartijtje op de talud naar boven. Op de brede oversized banen werd er ook vrij snel gereden. Voetpaden, of wat er voor moest doorgaan, leunden aan tegen vangrails. Zebrapaden waren er met mondjesmaat aangebracht op die brede wegen en zo ze er al waren boden ze je geen garantie op een veilige oversteek. Dit kon echt beter ! 

Toch zag deze wandeling er veelbelovend uit. In Leupegem, enkel stappen verder belandde ik op een landweg die naar de Koppenberg leidde. Deze weg lag over een afstand van een ruimgemeten kilometer volledig bezaaid met dezelfde keien die je terugvindt onder de bils in een spoorwegbedding. Ik zocht naar een verklaring hiervoor want een dergelijke wandelweg nodigt echt niet uit om deze te verkennen. Misschien moeten die keien de begaanbaarheid bij regenweer wat verzekeren ? Het deed me alleszins herinneren aan de eerste 200km op de La Plata. Een kenmerk van de wandelpaden tussen de wijnranken van de Sierra Norte van Andalucië zijn wel die keitjeswegen. Daar was het nog een stuk mottiger om op te lopen ! Elk keitje teisterde daar op den duur, ondanks de dikke zolen van je bottienen, je voetzolen.  Je kreeg er een gevoel alsof je er op je blote voeten liep. Erg pijnlijk werd het wel. Na vele tientallen kilometers gelopen te hebben op paden bedekt met deze bruine kwelduivels, in alle maten en gewichten trouwens, en temidden van enorme stofwolken opgeworpen door tractoren, kreeg je er wel genoeg van. 

Voilà, dit was even meer negativiteit dan me dierbaar is want ziedaar : De Koppenberg. Die doemde daar aan de einder op.  Ik stond oog in oog met het hart van de Vlaamse Ardennen. De heuvel bestaat geografisch gezien eigenlijk uit twee delen. Het westelijk deel is de Rotelenberg. Die meet 78 meter hoog en het oostelijk deel de feitelijke Koppenberg die er 79 meet. De straat over de heuvel draagt eveneens de naam Koppenberg, met uitzondering van de westelijke beklimming, die de straatnaam Steengat draagt. Dit stuk weg is bestraat met kasseien en werd in 1995 als monument beschermd. 

Boven op de Koppenberg liggen enkele stukken bos die voor wandelaars toegankelijk werden gemaakt. Het Koppenbergbos is 29 ha groot, het Berk- en Doornbos 1,5 ha en het Onderbos 5 ha. Het Koppenbergbos koos ik uit ter verkenning en in de klim naar dit bos kon ik genieten van de prachtige heuvelende landschappen. Een vaagblauwe hemel met hoge vederwolkjes overspande het geheel. Nevelflarden bedekten nog hele lappen weideland in het landschap waarin hier en daar koeien en paarden voor wat afwisseling zorgden in overheersende groene kleur.  Dit was een heel ander panorama dan de mijnterrils die ik verleden week in Charleroi bezocht. Ook mooi weliswaar maar het betrof daar een heel andere themawandeling. Hier en daar trof je sporen van bewoning aan in dit prachtige bos waarin de oude beukenbomen al meer dan 200 jaar overleven. Dikke torenhoge boomstammen zijn het. En zo af en toe kon je tussen deze statige reuzen een geurige mélange opsnuiven van de geur van een smeulend houtvuurtje vermengd met deze van de nog vochtige boslucht.  Je ruikt het ! De zomer is voorbij, er is een ander seizoen in aantocht . Die reuk is voor mij, nog vooraleer de bladeren gaan vallen, al een eerste teken dat we bergaf gaan richting winter. 

Bij het verlaten van dit Koppenbergbos zag ik vaag in de verte aan de uitgang een groepje mensen staan. Een hoogbejaarde man was er voor een behoefte te doen uit zijn auto gestapt, naar het bos gestapt en daar gevallen. Even vaag had ik eerder al geroep in de verte opgevangen maar er geen aandacht aan geschonken. Het bleek van die oude kerel te komen. Hij was gevallen daar aan de bosrand en het lukte hem niet meer om terug op te staan. Zijn auto stond met het portier open en de motor nog draaiend aan de kant. Dit trok de aandacht van een koppel dat in deze geburen een plezierritje met een 2 Cheveauke maakte. Ze waren gestopt en uitgestapt toen ze na het vertragen aan zijn openstaande auto zijn hulpgeroep hoorden. Toen ik er aankwam was de sukkelaar al terug op de been. De vrouw uit het koppel die hem daamee had geholpen werkte in de bejaardenzorg en wist verdorie van aanpakken. Ze hielp hem nog even met zijn bretellen te fatsoeneren want die mens had ocharme den bibber over heel zijn lijf. Hij was helemaal uit het lood geslagen. Ik dacht dat hij het niet meer zou halen. Gelukkig kreeg ik ongelijk en na een vijftal minuutjes was hij wat bekomen en tsjokkelde schoorvoets terug naar zijn auto. Tja, die mens heeft wel geluk gehad. Het had heel anders kunnen verlopen. In heel dat bos ben ik geen kat tegengekomen, hij zou daar nog lang om hulp hebben kunnen roepen. Dankbaar voor zijn reddende engelen zwaaide hij hen zijn waardering toe bij het wegrijden. 

Na dit Koppenbergbos belandde ik in Maarkedal. 't Is te zeggen in haar fusiegemeenten Nukerke en Etikhove. De naam van de gemeente verwijst naar de Maarkebeek die door de gemeente stroomt. Maarkedal ligt in het hart van de Vlaamse Ardennen en haar glooiende heuvels, diep ingesneden beekvalleitjes en holle wegen bieden een op en top wandelparadijs. Maarkedal ontstond op 1 januari 1977 door de fusie van de deelgemeenten Etikhove, Maarke, Kerkem, Nukerke, Schorisse en het gehucht Marie - Louise.  Ze ligt trouwens aan de taalgrens met de Waalse gemeenten Flobecq en Ellezelles. Een hele boterham als je er nog het Tsjechische zusterstadje Horšovský Týn er bij rekent. Een onderweg tegengekomen wegwijzer gaf 835km afstand tot dit stadje aan. M'n geografische kennis in acht genomen vermoed ik dat dit in vogelvlucht moet zijn. Maarkedal beroemt zich eveneens op haar getuigenheuvels. Deze heuvels zijn de getuigen van hoe het landschap er lang geleden uitzag. Getuigenheuvels vinden hun oorsprong in het Laat-Mioceen. Tijdens deze periode steeg de zeespiegel en kwam heel Vlaanderen voor een laatste maal onder water te liggen. De zanden die in deze periode zijn afgezet worden de 'zanden van Diest' genoemd. Het bijzondere aan dit zand is dat het relatief veel ijzer bevat. Toen de zee zich na het Mioceen definitief terugtrok naar het noorden, werden de afgezette zanden blootgesteld aan verwering. Het ijzer in de zanden oxideerde en de 'roest' die aldus ontstond deed het zand tot ijzerzandsteen aaneenkitten. Deze ijzerzandstenen boden veel meer weerstand aan de latere erosie. Daardoor ontstond een typisch heuvellandschap. Op plaatsen zonder ijzerzandsteen verdwenen de zachtere lagen immers door erosie. Deze heuvels zijn nu nog steeds in het landschap van de Vlaamse Ardennen te zien. Het zijn getuigen van het geologisch verleden van de Vlaamse Ardennen en geven Maarkedal en de streek een uniek landschap. 

Aan het Hollebeekpad gekomen zat ik in een laatste rechte lijn naar Oudenaarde. Dit pad, ingehuldigd in 2018, moest naast het functionele aspect ook een plaats worden waar mensen zich kunnen ontspannen. Een groene gordel met zo'n 1.600 bomen en struiken kronkelt naast het pad en de beek en er zijn rustplaatsen waar fietsers en wandelaars even halt kunnen houden. Dit 2km lange fiets- en wandelpad werd ontworpen met tot doel een verkeersveilig alternatief te bieden voor de drukke Nederholbeekstraat. Hier was geen plaats om een fietspad aan te leggen. Het betonnen pad loopt dwars door de velden, parallel met de Nederholbeekstraat. Tenslotte kan je langs het pad ook een gedicht ontdekken dat Jeroen Theunissen speciaal voor deze locatie schreef. Ik vermoed dat dit gedicht aan de picknicktafel stond waar ik mijn bokes aansprak. Aan een metersgroot verroest stalen frame vertrouwde de dichter zijn poëtische ontboezemingen toe. Het was niet makkelijk om het te lezen. De picknicktafel stond vlak achter die kader. Aan de picknicktafel gezeten waande ik me daardoor een circusbeest in een kot. Dit was een prachtig pad om te bewandelen. Dat het uit beton was deerde niet, immers het geheel was mooi onderhouden over de gehele lengte van het pad. 

Na dit pad kwam ik stillekesaan terug op Oudenaardse bodem. De 88 meter hoge toren van de Sint-Walburgakerk vormt een duidelijk herkenningspunt tot ver in de omgeving. In dat heuvelende landschap was hij vrijwel steeds in zicht. Ik stapte de markt van Oudenaarde op, op zoek naar een terraske. Het café 'Adriaan Brouwer' kon me dat bieden. Verdomme wat een kniesoor ben ik toch geworden ! Zou corona hier iets mee te maken hebben ? Ik bestelde een Ename. 4€ rekende de waard af. Dat is ook genoeg en als de ober voor deze prijs nog zelfs geen moeite doet om een bierviltje onder je glas te zetten en in een grabbel nootjes te voorzien dan kan hij wat mij betreft naar z'n drinkgeld fluiten. Ondanks de povere service smaakte die Ename voortreffelijk. . Vroeger zou ik me hierover helemaal niet druk gemaakt hebben. En nu ... ik maak me onnodig de onnozelste zorgen 😊😊😊. 

Het zat er ondertussen op. Laat in de namiddag spoorde ik terug naar huis. Op de heenreis 's morgens naar Oudenaarde had de treinbegeleidster een heen en terug  vervoersbewijs aangemaakt. Bij het tonen van het ticket op de terugweg bleek er evenwel niets op het retourkaartje te staan. Er viel dus duidelijk een foutje van de spoorweg vast te stellen. Dat kan gebeuren en het is menselijk. Toch is in eerste instantie aan de mimiek van de kaartjesknipper goed te merken dat hij in de veronderstelling verkeert dat je een zwartrijder bent en dat je er goed aan zou doen om het maar eens te verklaren. Waarschijnlijk beroepsmisvorming maar ik verwacht dan toch een excuus voor het ongemak. Ik ga je geloven meneer ... awel, het zou er nog moeten aan mankeren zeg ! 3 keer moest ik m'n verhaal doen. Tussen Oudenaarde en Gent, op de IC trein tussen Gent en St. Niklaas en een laatste keer op de stoptrein tussen St. Niklaas en Beveren. Jaja ... een kniesoor, ik moet eens bij den doktoor horen of daar pilletjes voor bestaan 😂😂😂. 


1 opmerking:

Plaats een reactie als je wil.