Voor vandaag zou er aan de Kempen SGR een vervolgstukje komen. Wandelen vanuit Rijkevorsel over Brecht-St. Lenaarts, Veerle en Malle in een grote halve cirkelboog naar Oostmalle, zo luidde de opdracht. Om 6u30 stapte ik de lijnbus op. Een vlotte verbinding in Melsele en de Koekestad liet me toe om rond 8u30 af te stappen in Veussel. Veussel, zoals dat daar in Rijkevorsel uit de volksmond klinkt. De bus zat afgeladen vol met schooljeugd. Van enig reiscomfort kun je dan nog nauwelijks spreken. Voor mensen bvb die slecht te been zijn is het ondoenbaar om zich dan met dit openbaar vervoer te verplaatsen. Stap maar eens op met een rollator of een kinderbuggie op zo een overvolle bus. Bovendien veronderstel ik dat deze chauffeurs konstant tegen de klok moeten rijden wat bij wijlen hun bruuske rijstijl kan verklaren. Maar goed, ik zat in Rijkevorsel, een propere gemeente te oordelen naar de netheid van huizen en straten. Ik ging van start.
Alhoewel het er zeer uitnodigend uitzag was een stop aan de rust en picknickplaats 'De Karreweg' nog niet aangewezen. Erg mooi plekje maar ik stapte voort richting St. Lenaarts. Die eerste kilometers verliepen met een frisse neus en maar eerst rond een uur of 11 begon het op te warmen. Natuurreservaat De Bonte Klepper, een groot vennengebied, op een boogscheut van de grens met Rijkevorsel kon jammer genoeg niet opgenomen worden in deze SGR wegens niet toegankelijk.
Onderweg kwam ik een stel Nederlandse geocachers tegen. Aan een paaltje hadden zij hun buit gevonden. Een houten bakje met aan de zijkanten houten gemonteerde schijfjes. Het geheel bezorgde hen enige kopbrekens. En maar draaien aan die schijfjes, het bakje gaf geen krimp. 'Ge moet er eens een trekske aan geven' gaf ik als hint, 'Aan dat houten rondeke !'. M'n suggestie moest uiteraard eerst naar het verstaanbaar Nederlands vertaald worden vooraleer het tot enige actie kon leiden. En ja, het gewenste resultaat bleef niet uit. Net zoals den Archimedes Eureka uitriep toen hij zijn badeendjes observeerde, zo ook rolde dit woord uit de monden van deze sympathieke Noorderburen. Asjemenou, de cache gaf haar geheimen prijs !
Al vanuit de verte kon je de rijzige St. Leonardus kerk ontwaren. Voor het bouwen van deze kerk stond hier eeuwen geleden een St. Leonarduskappeletje. De kerk die volgde werd een impressionant bouwwerk en heeft in de verte meer de allures weg van een uit de kluiten gewassen kasteel. Het dorpscentrum van “Sint-Lenaarts” heette aanvankelijk “Houthoven”, maar ingevolge de verering van Sint-Leonardus in het voormalig kapelletje destijds werd zijn naam mettertijd kenmerkend voor het dorp en geraakte de oorspronkelijke naam in onbruik. St. Leonardus - St. Lenaarts ligt voor de hand. Talrijke bedevaarders, via Breda herkomstig uit Nederland en op weg naar Santiago de Compostella in Spanje, passeerden in de bidplaats. Zij brachten er offers en schonken giften. Meer weten over deze kerk ? : Sint Leonarduskerk . In St. Lenaarts werd er markt gehouden in de schaduw van de kerktoren. Niks bijzonders te vermelden buiten het feit dat de politie er bezig was met fietsen te registreren en er antidiefstalstickers op te kleven. Of het allemaal veel uithaalt is nog maar de vraag ? In België worden er jaarlijks 100.000 fietsen scheefgeslagen waarvan er slechts bij 35.000 melding was van een aangifte. In Nederland bakken ze het nog bruiner ! Daar zijn de getallen maal vier ! Na een klein marktbezoekje zakte ik af naar het kanaal Schoten - Dessel. Ondertussen was ik al tot de vaststelling gekomen dat ik op de fietsroute Haarlem (NL) - Santiago de Compostela stapte. Die routes zijn talloos. Verder viel het me op dat de paardensport hier in de geburen een belangrijke plaats inneemt. Dressure- en springpistes kwam ik net zoals paardenmanèges veel tegen.
De natuurreservaten Koldries en Hoofsweer kwamen er nu aan. Dit aaneengesloten gebied is erg divers. Je vindt er open water, struikgewas, bosjes, grasland en een stukje heide. De oude kleiputten zijn een ooggetuige van de vroegere steenfabrieken. Vandaag zijn ze gevuld met water en begroeid met bijzondere planten. Vogels, libellen en amfibieën nemen de oude kleiputten met alle plezier in. Mijn bezoekje was waardevol. Een ideale plek vond ik het om de boterhammetjes aan te spreken. Vervolgens ging het richting Malle. Mijn frank had moeten vallen bij het ommetje aan de Heidsiebaan. Een reusachtige pomp versaste een lagergelegen gigantische waterplas naar een afvoerbeek. Het pad dat ik volgde liep neerwaarts en na enkele 100den meters veranderde dit pad in een hoop slijk en bagger. Heel het gebied moet kortelings geleden onderwater gestaan hebben. Zin om een andere weg te zoeken had ik niet dus de broekspijpen omhoog en met afgemeten stapjes voorwaarts de uitdaging aangaand en maar hopen dat er niet uitgegleden werd. Ik overleefde dit slijkerig intermezzo en in Malle zou de volgende doortocht plaatsvinden.
Het verwonderde me enigszins dat deze streek-GR de Tappistenabdij niet aanliep. Malle lag er in peis en vree bij en weldra zou ik mijn eindpunt bereiken. Dit tochtje sprak me het minst tot de verbeelding. Veel verharde paden, weliswaar mooi en rustig maar ik verkies toch meer natuur. Het mooie weer verzachte even de mindere indruk die dit stukje SGR maakte. Verder vielen me de vele enorme hoeves op. Hoeves met ronkende namen zoals Heiderust, Het Peerds Aerdeken, de Kasteelhoeve, de Heidevennen enzovoort. 2 uur was het en ik stond al op m'n eindpunt. De 20 paaltjes zaten er weer eens op. En kijk, na 2 minuutjes kwam de snelbus er al aan. De trappist zal voor een andere keer zijn. Na een anderhalf uurtje was ik al thuis. Eigenlijk valt die verplaatsing nog best mee. En zeker op de E34 waar het voor de reguliere vrachtwagenchaufeur en automobilist al aanschuiven is vanaf Pulle kan deze bus op een voor haar voorziene strook mooi de file vermijden.
De jongste lentezon stond in vollen luister op hare blauwe hemelbaen te glansen. - Als ware zy het majestatisch gelaet der Godheid die, met aenlachenden blik, het geschapene toeroept: ‘Op! op! de winter is gedaen, herleeft en weest vrolyk voor myn aenschyn!’ - zoo mildelyk spreidde zy haer jeugdig licht over heide en velden, en deed den natten bodem onder den gloed harer stralen gisten en smooken.
Slechts weinige kruiden hadden den roep der wereldvriendinne gehoord: alleen het Sneeuwbelleken bewoog. Zyne zilveren starkens in de kanten, de Haselaer ontplooide zyne wiegelende kattekens, de Woud-Anemone vertoonde hare eerste bladeren in het Schaerhout; - maer de vogelen dartelden in den zoelen lichtstroom en zongen met heldere stemmen van den naderenden liefdetyd....
Uit 'De Loteling' van Hendrik Conscience.
Ik zou het niet beter hebben kunnen omschrijven, zulk een prachtig weer was het geworden vandaag. Frisse wind dat wel, maar dat mocht, die moest immers door je kop waaien om die leeg te maken. Over die Loteling straks meer.
Om 8u45 stapte ik de lijnbus op hier in het dorp en om 9u15 stapte ik af in Pulderbos. Met de auto zou het alleszins niet vlugger zijn geweest en bovendien bleef ik gespaard van hartvreterij betreffende files en maffe gehaaste chauffeurs. Bus - tram - snelbus, met deze combinatie lukte het me op mijn bestemming in Pulderbos te geraken. Op de snelbus naar Herentals meende ik tussen m'n medepassagiers den Jevgeni Prigozijn te herkennen. Je weet wel, den chief commander van de Wagner milities. Die kerel ... de gelijkenis was zoals twee druppels water. Na deductie van al de elementen die een waarschijnlijkheid moesten uitsluiten kwam ik tot het besluit dat het een dubbelganger moest zijn. Bovendien bleek het, ondanks zijn verschrikkelijke fysieke gelijkenis, een welgemanierd persoon te zijn. In Zandhoven was hij een exotische dame erg behulpzaam bij het uitstappen met kinderbuggy en haar klein mannen waarna hij de buschauffeur vrolijk een tot ziens toewuifde. Mijn conclusie ... ik beschuldig me ervan dat ik iemand maar al te vaak en te vlug op het uiterlijk beoordeel.
Het zou een flinke wandeling worden. Volgende dorpen zouden hierbij aan bod komen : Pulderbos - Zandhoven - Hooidonk - Zoersel - Salphen en Oostmalle. In Pulderbos stapte ik dus uit, en koos resoluut de richting westwaarts naar Zandhoven. De weg er naartoe liep door een bos. Een tractor reed stapvoets voor me uit en effende met een schraapwals het brede bospad. Het is hier een mooie omgeving maar her en der ontsieren pompeuze villas, opgetrokken langs dat bospad, de prachtige natuur. Het is zonde. Aan de Sint Amalbergakerk in Zandhoven draaide het kompas naar het noordoosten. In een 25km lange kronkelbeweging over de voornoemde plaatsen zou ik uiteindelijk in Oostmalle moeten belanden. 3km diende het pad gevolgd te worden dat parallel op 300m afstand met de E34-snelweg liep. Weliswaar leverde dit mooie vergezichten op aan de rechterzijde. Uitgestrekte akkers en weiden, volop in het frisse lentegroen, ontvouwden hun pracht voor je uit . Aan de linkerzijde strooide het lawaai van het daverende verkeer dan weer serieus wat roet in de oren.
Die E34 moest overgestoken worden om daarna de landwegels te volgen door een lappendeken van weiden en bossen tot in Zoersel. Die bossen zijn fenomenaal. Je zou haast denken dat je op bepaalde plaatsen terug naar de oertijd wordt geflitst. Een prachtige site over het veelzijdige Zoerselbos vind je hier : Indexpagina Zoerselbos . Er zijn zelfs gegidste wandelingen voorzien en die vind je op dezelfde site of met deze link : Wandelingen Zoerselbos .
In deze betoverende wereld ontdek je een indrukwekkende lijst aan fauna en flora. Op de relatief kleine oppervlakte van 400 hectare wandel je onder eikenbossen en naaldhout, op graslanden, heide en drassige weiden. Verschillende zeldzame planten en 1800 soorten paddenstoelen en zwammen bewijzen dat het Zoerselbos niet zomaar een bos is. Het is hier dat de man die Vlaanderen leerde lezen en schrijven leefde en zijn inspiratie haalde.
Toen ik aan de hoeve kwam waar deze man, Hendrik Conscience, het verhaal van Jan en Trien vernam en in het boek 'De Loteling' vereeuwigde viel mijn euro dat ik hier al eens eerder was gepasseerd. Inderdaad in oktober 2019 kwam ik hier al voorbij met de Ronny en de Catsjoe. Ik herinnerde me het openluchtgekokkerel met de bonenschotel en worstjes nog alsof het gisteren was. Bij het herlezen van m'n blogpost 'Van Nijlen naar Zoersel - Zoerselbos en Hendrik Conscience' kwam het me voor alsof dit van gisteren geleden was. Ik herinner me plotseling ook een tekenles, ik denk uit het 4de of 5de leerjaar van het lager onderwijs. We kregen de opdracht om een zwart-wit schets te maken van de kop van onzen braven Hendrik. Met chinese inkt notabene. Het eerste resultaat was niet slecht volgens de meester maar de drang om het te verbeteren en nôg maar eens te verbeteren nam de bovenhand ... onze volksschrijver moet zich toen omgedraaid hebben in zijn graf daar op het Schoonselhof. De meester scheurde m'n oeuvre in stukken. Een apetronie zag er mooier uit dan hetgeen m'n tekening weergaf met als gevolg een dikke 0 op het vak tekenen.
Ik pikkelde verder richting Zoersel. Het domein Zoerselhof was een volgende bezienswaardigheid van de streek. Dichtbij geraken ging echter niet want een robuust ijzeren hek sloot het domein voor kijklustigen. Dit Zoerselhof dateert van juist voor de Franse Revolutie en is gebouwd door de paters van de abij van Hemiksem. Via een schenking van 1233 van de Hertog van Brabant, Hendrik I, kwamen grote gebieden van Zoersel en Westmalle in handen van de Abdij van Villers-la-Ville. Die abdij wou in Zoersel een nieuwe abdij stichten. Ze kwam er niet. Ze werd uiteindelijk in Hemiksem gebouwd en die paters van Hemiksem zorgden uiteindelijk voor een groot deel van het uitzicht dat Zoersel nu heeft. Ze bouwden het Zoerselhof en nog veel andere gebouwen in Zoersel. Het Zoerselbos en het Zoerselhof, zijn de twee opvallendste overblijfselen van bijna 600 jaar abdijbezit in Zoersel.
Eens Zoerseldorp voorbij wijkte het spoor uit naar Salphen, een gehucht van Zoersel. Met de vriendenkring heb ik daar een paar keer het jaarlijkse volksfeest Salphenkermis bijgewoond. Dit was telkens de moeite. De inwoners van Zoersel, Malle en omstreken maken zich dan op voor de jaarlijkse Salphenkermis, het grootste Sint Antoniusfeest in heel Vlaanderen. In januari vindt naar aloude traditie daar de verkoop van offergaven, in dit geval varkenskoppen, plaats. Een stoet van koetsiers met ingespannen koetsen trekt daarbij de St. Antoniuskapel voorbij om hun paarden te laten wijden door de pastoor. Daarna is het de hele dag volop feest. 4 of 5 grote danstenten staan er opgesteld voor volksspelen en allerlei vermaak. Een gigantische haringbak en barbecue ontbreekt evenmin. Met een groot St. Antoniusvuur worden 's avonds de feestelijkheden afgesloten. Het loont echt de moeite om er eens een kijkje te gaan nemen. In 1626 werd in het gehucht Salphen op de grens van Zoersel en Oostmalle een kapel gebouwd ter ere van Antonius. Toen werd de bevolking geteisterd door een pestepidemie. De legende wil dat ongeveer 60 bewoners uit schrik daarvoor naar de heide op Salphen vluchtten. Eén van de gevluchten was genoodzaakt zijn overleden kinderen daar te begraven. Ter herdenking van zijn kinderen richtte hij de kapel op, die in 1726 vergroot werd tot het huidige uitzicht. De kapel werd gewijd aan Sint-Antonius Abt. In de nis van het altaar staat dan ook een beeld van Sint-Antonius met zijn varken.
Iets verderop richting Oostmalle diende het Bosreservaat 's Herenbos nog aangelopen te worden. Dit bos werd in 1620 al aangekocht door Frederik de Renesse. Van de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw Presentatie kreeg dit bos toen de naam : Het Nonnenbosch. Dit bos, een honderdtal ha groot, is nauw verbonden met het Kasteel de Renesse, dat in de kom van Oostmalle ligt. Het kasteel kent een lijvige geschiedenis die teruggaat tot in de eerste helft van de 15de eeuw. Moest het je interesseren : Het kasteel van Renesse. Het bos zelf was vroeger jaren het speeldomein van adelijke families die er in de privésfeer graag een potje kwamen jagen. Omstreeks 1880 kwam, door toedoen van burggraaf Bernard Aimé Du Bus, het domein Wolfschot bij het kasteeldomein, terwijl Thierry de Renesse het 's-Heerenbos liet aanleggen. Dit geschiedde ongeveer in de periode tussen 1940 en 1945. Daarbij werd er een Franse tuin aangelegd op de as tussen het kasteel en de Sint-Antoniuskapel te Zalfen.
Het kasteeldomein werd ernstig beschadigd door een Brits bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog, en in 1967 woedde er een tornado. De familie Degroux verwierf het domein in 1973, maar van onderhoud kwam niets terecht.
In 1982 verkreeg het kasteel een beschermde status en werd het kasteelpark van 27 ha door de gemeente Malle aangekocht. In 1988 werd ook Wolfschot aangekocht. Vanaf 1985 ontfermde een stichting zich over het 's Herenbos. De drie gebieden - Kasteelpark de Renesse - Wolfschot en 's Herenbos worden nu beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos.
De rijkste plantengroei vindt men langs de meanderende Lopende Beek. Het noordelijk deel van het 's Herenbos bestaat uit naaldhout, in het zuiden vindt men loofbos met zomereik en beuk. Enkele overblijfselen van de Franse tuinaanleg zijn er nog steeds te vinden.
De wandeling zat er op. Met een goeie trappist op het terras van Kasteelcafé 't Binnenhof kon ik deze uitstap mooi afronden. Nog een rustig terugritje met de snelbus naar Antwerpen centrum volgde. Tram 3 vanuit de koekestad naar de P+R in Melsele had dan weer meer de allure van een sardienenblikje maar we zijn heel en gezond terug thuis geraakt.
Een serieuze trip werd het vandaag. Bijna 30 kilometer in lijn maar dan allesbehalve een rechte lijn welteverstaan. Tussen Pulderbos en Herentals lag het traject in grote bochten uitgestippeld. Ochtendstond heeft goud in de mond. Ik begon er dus al heel vroeg aan. Trein vanuit Sint Niklaas over Berchem naar Herentals. Dan nog een half uurke bus tot in Pulderbos en om kwart voor 9 stond ik daar in het dorp. Pulderbos, Pulle, Zandhoven, Vorselaar, Lille, Poederlee en tot slot Herentals moesten dan nog de revue passeren. Te oordelen naar de hemelkleur zou het weer niet meezitten. Ik stapte uit in Herentals en wachtende op de bus aan het perron begon het al te regenen. Die grijze lucht voorspelde een sombere dag. Klagen doen we echter niet !
Pulderbos lag er nog ingedommeld bij. Kuierend langs de voortuintjes moest ik vaststellen dat de Pulderbossenaren verzot zijn op postuurkes in hun voortuin. De kabouters, bambis, molentjes en andere kitscherige creaturen sieren daar menig voorhofke. Het geeft wel een sympathieke indruk. Het zorgde tegelijkertijd voor wat kleur onder die grijze wolken. Na een paar kilometertjes kwam er verandering in het hemelzwerk. In enkele minuten verschenen er brede opklaringen maar even vlug dat die tevoorschijn kwamen trok het wolkendek terug dicht. En bij die opklaringen verschenen er hoog in de atmosfeer ijle wolkenslierten en een bonte mix van indrukwekkende stapelwolken en grimmige donderwolken. Deze joegen in sneltreinvaart door het luchtruim. Wanneer Laura zich verstopte achter zo een donkergrijze regenwolk toverde ze even een felle gloed op haar randen. Dat zorgde voor sfeeërieke beelden. Ze speelde constant verstoppertje met de voorbijschuivende wolken en wanneer ze tevoorschijn kwam lieten haar voelbaar warme stralen de schaduwen van bomen en huizen dansen op het wandelpad. Een gratis vertoning van een fascinerend schouwspel viel me ten deel.
Het Fatima Oord in Zandhoven trok m'n aandacht. Een mooi onderhouden tuintje met kruisweg en Mariakapelletje was wel een bezoekje waard. Afgewogen aan het aantal kaarsjes dat er brandden moet er veel volk uit Pulle de Maagd Maria daar eer betonen. Pokemonjagers worden er echter geweerd, zo las ik op een bord. Maar wat een verschil met het echte Fatima in Portugal. Ik zie ze nog voor m'n ogen de bedevaartgangers daar ! Ocharme toch, vooruitschuifelend op hun knieën met een rubberen been, arm of kop in de arm. Attributen aangekocht in de vele kraampjes om hun kwaal te symboliseren en gestalte te geven tijdens hun kniecalvarie. Bah ... platte commerce is het dit misplaatst gewin op de miserie van sukkelaars.
Tussen Pulle en Vorselaar in de Antwerpse Kempen ligt het godvergeten natuurgebied Lovenhoek. Na m'n bezoekje aan dit Fatima Oord kwam ik dus hier terecht. Ooit stonden hier zeventien boerderijen en een café. Dit café droeg de naam 'In den loozen weereld' refererende naar de vele stropers en landlopers die het gebied hier frekwenteerden. Maar nu is het een veelzijdig en verrassend stuk natuur dat beheerd wordt door Natuurpunt. En die mannen doen dat goed. Dat blijkt uit de informatiebordjes die je in overvloed aantreft langs de wandelpaden. De natuur wordt waar mogelijk opgewaardeerd door exoten uit te rooien en groeimogelijkheden te bieden aan verdwenen inheemse fauna en flora. Overal in Vlaanderen en Brussel kom je Molenbeken tegen. Zo ook hier in de Lovenhoek. De weinig originele naam duidt er op dat langs hun oevers ooit watermolens stonden. Regelmatig kleurt deze beek buiten de lijntjes en zet dan de hele omgeving blank. Het is raar of zelden dat je je in een landschap bevindt waar je rondomrond enkel natuur aantreft. Gewoonlijk tref je in de verte wel ergens een huis, een veestapel, een electriciteitsmast of het één of ander teken van menselijke activiteit aan. Hier in die Lovenhoek kon je je dus even buiten de bewoonde wereld wanen. Uitgestrekte frisgroene weilanden omzoomd met bossen welke kant je ook uitkijkt. De paasbloemen en crocussen tieren er nu welig in de beemden. Wanneer je langs de boerderijen passeert komt er hier en daar de geur van stalmest vermengd met de rook van een houtvuurtje je tegemoet. Het is niet bepaald een wansmakelijk aroma. Ook de reukzin wordt er tijdens zo een tripje geprikkeld. Zintuigen op scherp zetten want de lente doet haar intrede, de natuur komt terug tot leven. Daar moet je deel van uitmaken.
In een wijde boog om het noorden van Vorselaar liep het pad richting het kasteel 'Borrekens' uit. Het Kasteel Borrekens, ook wel kasteel de Borrekens of kasteel van Vorselaar genoemd, is een waterkasteel. Het werd omstreeks het jaar 1270 gebouwd door de ridders Arnolf of Gerard van Rotselaar. Het grondplan van deze uit Grimbergse steen opgetrokken middeleeuwse burcht werd doorheen de opeenvolgende bouwfases grotendeels bewaard. In 1678 werd het kasteel heropgebouwd door pater Karel Eugeen d'Arenberg en omringd met stenen wallen. Het kasteel bestaat uit witte zandsteen, afkomstig uit Grimbergen. Een derde en laatste verbouwingsfase in de periode tussen 1850 en1860 vond plaats onder Philippe van de Werve, de toenmalige burgemeester van Vorselaar, die het kasteel zijn huidige neogotische uiterlijk zou geven. Het kasteel kwam in 1911 door zijn huwelijk met Marie-Eulalie van de Werve in handen van baron Edouard Adrien de Borrekens, van het geslacht De Borrekens. Deze liet een Franse tuin op het binnenhof aanleggen door John Juchem. De laatste bewoner van het kasteel werd baron Raymond de Borrekens, die in 1998 overleed. Het kasteel werd vervolgens in erfpacht genomen door een familievennootschap. Ik moet zeggen dat dit het mooiste kasteel is dat ik ooit ben tegengekomen. Kinderen uit Vorselaar moesten een geschikte naam zoeken voor het kasteeldomein. Voor het 'Sprookjesbos' werd er gekozen las ik op een informatiebordje aan de ingang van het domein. Ik stuurde een fotootje van dit mooie kasteel op naar de stapmaten met de vraag of ze wisten waar ik ergens rondhing. Aan het juiste antwoord was er een prijs verbonden. Het kasteel van de Rode Ridder was ondermeer één van de gokjes. Het had gekund maar helaas. Uiteindelijk kwam onze Michel met het juiste antwoord, hij won er een zak bollen mee. Eerst dacht hij nog dat hij mottebollen had gewonnen maar nee hoor. Ik stuur hem ze nog op, ik hoop dat ik het juiste adres heb.
Een volgende halte betrof de kruisweg van de 14 kapellekens in Vorselaar. ‘De Veertien Kapellekens’, waarnaar ook een straat werd vernoemd, werd opgericht in 1860 door landbouwer Petrus Verhaert. Die man maaide medio 19e eeuw met een zeis in zijn been. Hij kreeg de raad om het gewonde been regelmatig in de beerput te hangen zodat het goed zou genezen. Tijdens het genezingsproces beloofde Petrus dat, als hij zijn been zou mogen behouden, hij uit dankbaarheid voor zijn genezing een kruisweg zou (laten) bouwen. Petrus hield zijn woord en bouwde de beeweg. Eigenlijk droop van deze wandeling de religiositeit er in dikke druppels af. Fatima Oord ... de 14 kapelletjes ... en het was zeker nog niet gedaan. Het orgelpunt zou in de laatste kilometers vallen. Dat lees je verder. Maar wat vervolgens ook mee in het profane rijtje mocht passen zou de Heggekapel worden. Een mooie kapel gelegen op het grondgebied van Poederlee waarover er ook een spraakmakend verhaal bestaat. Deze kapel, Kapel van het Eerwaardig Heilig Sacrament of Heggekapel genaamd is het oudste gebouw in de gemeente Lille. Ze werd in opdracht van Jan van Vriesele, de heer van Poederlee, gebouwd in 1442 om het grote mirakel dat hier plaats vond nooit te vergeten. In januari 1412 werd uit de kerk van Wechelderzande een kelk met vijf gewijde hosties gestolen. Jan van Langerstede, de dief van deze kelk, verdwaalde in de omgeving van de ‘Hegge’ bij zijn terugkeer naar de herberg in Herentals waar hij verbleef. Volgens de misdadiger lag dit aan de gewijde hosties. Hij verstopte ze in een konijnenpijp en vond even later zijn weg terug. In de herberg wachtte de schout hem echter op en bij het doorzoeken van zijn kleren vond hij de kelk. De dief bekende zijn misdaad en verklaarde vijf gewijde hosties verborgen te hebben op een ongewijde plaats. Na acht dagen werden de hosties ongeschonden teruggevonden. De dief werd terechtgesteld. Zijn rechterhand werd met een bijl afgehouwen en verbrand, waarna de ongelukkige werd opgeknoopt. Er zijn plezanter dingen om mee te maken als dief. Ieder jaar op de zondag na Sacramentsdag vindt een processie naar de Heggekapel plaats en om de 25 jaar gaat de Ommegang van de Hegge uit. Uitingen van volksdevotie is een traditie die niet mag verdwijnen. Het behoort tot onze cultuur. Dat moeten we koesteren.
Pièta - I Muvrini
Het ging stilaan in de richting van Herentals uit nu. Eens de Aa overgestoken restten er nog een luttele 5 paaltjes te stappen. Een voorlaatste stempel van religieus kaliber en tegelijk ook één die vraagtekens plaatst werd gedrukt op de oudste kruisweg van het land, deze van Herentals. Enkele weken geleden kwam die ook al aan de beurt toen ik samen met den Hugo hier voorbijwandelde. Het zorgde ervoor dat we even naar de kennis van onze Gewijde Geschiedenis peilden. Maar deze keer gebeurde er iets eigenaardigs. Eens die Aa gepasseerd besloot ik om naar een airke muziek te luisteren. Oortjes in en met een zacht muziekje hield ik er de pas in. Maar eens aan de Heilig Kruiskapel toegekomen stopte de muziek bruusk, echt waar ik verzin niets, en klonk het Pièta - Kyrie Eleison - Heer heb medelijden met deze dwalende - van I Muvrini in mijn oren. Toeval ? Waarschijnlijk wel. Zoniet zitten de schietgebedjes ter mijner zieleheil van Carol daar ginder ver in British Columbia er voor iets tussen. Deze lieve dame gedenkt me in haar gebeden zo verzekerde ze me dit onlangs nog met een appje. Dat verdient mijn volle waardering.
Nog 2 paaltjes vielen er te lopen. Eens de spoorweg over belandde ik in het begijnhof van Herentals. Het was niet de bedoeling dat ik daar zou stappen. Ik had deze lijnwandeling immers uitgetekend tot aan de Kruisweg. Het stukje van hieruit naar de statie had ik linea recta uitgestippeld. Ik kwam echter nog verdere SGR bepijling tegen en die verkoos ik te volgen. Aan het Oude Gasthuis trok ik nog vlug een fotootje, stak de steenweg over en vervolgens ging het via de visstrap over de Aa naar het begijnhof. Het Begijnhof werd opgericht in 1266 tegenover het Oude Gasthuis en was een van de oudste begijnhoven van het hertogdom Brabant. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het hof gesloopt en heropgericht in 1590 aan de Burchtstraat. Het begijnhof bestaat uit één enkele straat, waarlangs een park gelegen is, met daarin een begijnhofkerk. Slechts enkele huizen ervan zijn gerestaureerd. Tien jaar na de sluiting van het museum in de infirmerie van het Herentalse begijnhof, is de benedenverdieping van het gebouw uit 1716 weer open. Bezoekers kunnen er in vier volledig ingerichte kamers de sfeer opsnuiven van het begijnhofleven van weleer. Ook in de kelder kunnen de mensen terecht, waar er nog opgelegde krieken van Moeder Overste werden ontdekt. Een oase van rust trof ik hier aan en nog maar eens te meer was dit onvoorzien en eigenaardig genoeg weeral een geloofsgerelateerd stulpje. Ik herinner me terloops nog een vorig bezoekje met de Ronny. Die ging aan de bel van zo een begijnenhuisje trekken om zich er van te vergewissen of er nog begijntjes waren. Die waren er toen niet meer. Ik denk dat er nog steeds geen zijn. Deze prachtige lokatie badend in het licht van een stralende zon was het sluitstuk op de wandeling. Het werd een waardevolle stapervaring en op 1 korte maar zware regenbui na bleef het nagenoeg droog. Naar huis nu ! En geen tripel deze keer.
Beveren, 6u30, early in the morning maw. De kaartjesknipster floot de trein in gang en om 7u45 kon ik al aan de 25 paaltjes tellende Kempentrip beginnen. Een solotoerke zou het worden. Het is leuk om gezelschap van een stapmaat te hebben daar niet van maar alleen lopen, daar maal ik echt niet om. Sla m'n vorige blogpost over het Opus Magnum der staptochten er maar eens op na. De tekst is op m'n lijf geschreven. Vanuit Tielen naar Turnhout zou er gestapt worden vandaag. Geen treinvertragingen of andere fontonten werden er genoteerd op deze vroege treinrit. Er was wel wat animatie op de trein. Op de trein naar Turnhout raasde er een opgewonden kerel door de wagons. Op en af, van voor naar achter en omgekeerd. Van in Berchem tot in Herentals duurde zijn show. Af en toe plofte hij zich neer op een bank en haalde een denkbeeldige rolmeter te voorschijn. Daarmee mat hij druk gesticulerend de deuren en de vensters van de wagons waarna hij beide armen ten hemel hief. Eigenlijk zielig. Die treinbegeleiders moeten nogal het één en ander tegenkomen in hun job.
Een klein probleempje stelde zich al bij aankomst in Tielen. Op m'n GPSke had ik in plaats van de nieuwe track te laden deze van verleden week er terug ingezet. Een kortsluiting in de hersendoos veronderstel ik. Misschien aap ik binnenkort die verwarde kerel vanop de trein nog wel achterna. Zeg nooit nooit ! Zonder GPS-track moest ik me noodgedwongen verlaten op de geel-rode SGR bepijling en een backup van de track op m'n smartphone. Geen luxe dit laatste zo bleek want zeker op 5 plaatsen was er geen aanduiding aanwezig bij een afslag. Het resulteerde in een evenveel keren verloren lopen. Je wordt die misstappen echter gelukkig op tijd gewaar. Misschien ontwikkelt men daar een zoveelste speciaal zintuig bij of krijgt men er een zekere vaardigheid in na de nu reeds ontelbare gedane staptochtjes.
Aangekomen in Tielen was het nog erg grijs weer en miezerde het een beetje. Maar het moet gezegd, de duiven vlogen hoog in het zwerk deze morgen en dat is een betrouwbaar voorteken voor mooi weer. Rond een uur of elf begon het zonnetje door te breken. Later op de dag werd er zelfs 15°C genoteerd. Het spoor tot in Gierle liep tussen weidse akkers en een groot sparrenbos. Het is een raar zicht die sparrenbossen. Kale stammen waar je maar eerst hoog in de kruin het gebladerte kunt bespeuren. Als een grote paraplu schermen ze zo het zonlicht af en wordt er verhinderd dat er grondvegetatie opschiet.
Onderweg naar Gierle kwam ik een watermolen tegen. Deze onderslagmolen en haar omliggend landschap bleken erkende monumenten te zijn. De eerste vermelding van een watermolen dateert van 24 november 1428 toen Catherina de Pape, vrouw van Daniël van Ranst, voorkwam in het leenboek van Jan III van Brabant. In 1565 viel de watermolen om door een grote ijsgang in de Aa. Het huidige gebouw dateert van in 1681. Gegevens over de molen zijn terug te vinden in de historische leenboeken omdat er belasting werd geheven op waterkracht door de Heren van Tielen. De boeren uit het dorp moesten van de heer hun graan hier malen. De heer stelde de molenaar aan die als knecht of pachter de molen uitbaatte. Deze molenaar moest een deel graan overscheppen, als belasting, in de graanzak van de heer. Molens maakten in de feodale tijd onderwerp uit van verschillende wetten en regeltjes die er voor moesten zorgen dat de kassa van de broodheren rijkelijk gespijsd werden.
Eens Gierle bereikt werd het sparrenbos ingeruild voor een industriezone. Er zijn fraaiere landschappen maar de geur van gebakken koekjes maakte de doortocht iets aangenamer. Vooral horecagerelateerde bedrijven trof je hier aan. Nog wat dieper het dorp in kwam ik nog een molen tegen. Die staat er al sinds 1499. Deze draagt de naam 'In Stormen Sterk'. Eigenaardig, in de tijd dat het merendeel der plattelandsbevolking ongeletterd was gaf men aan een molen doorgaans een dierennaam. Zo konden de mensen onderscheid maken. Telkens de molen beschadigd werd door stormen, brand of vernielingen bouwde men een nieuw exemplaar. Zo ook in 1837 toen een orkaan de vorige molen verwoeste. De 'In Stormen Sterk' is een stenen grondzeiler van het type buitenkruier. Dit wil zeggen dat de wieken aan de buitenkant worden opgezeild en met een kruishaspel naar de wind worden gezet. Deze wieken hebben een spanwijdte van maar liefst 26,5 meter, wat de molen een van de grootste in het land maakt ! Hij werd in 1981 beschermd als monument. De molen slaat nog elke laatste zondag van de maand de wieken uit. Een ploeg van vrijwillige molenaars laat je de molen zien op verzoek.
Vanuit Gierle naar Vosselaar liep het spoor over één lange verharde zandweg. Deze zandweg, het lijsterpad genaamd, voerde me opnieuw door uitgestrekte weilanden en sparrenbossen. Hier en daar wat koterijen maar ook sjieke houtbouwconstructies trof je er aan. Mijn schaft houdend aan een picknicktafeltje passeerde er een haveloze bewoner. Die liet zich voortsleuren door een duitse herder. Zelf trok hij met zijn andere arm een bolderkar voort waarin een soort Jack Russell zich comfortabel op een stapel dekens had neergevleid. De scheper trok zo hard aan de leiband dat de man zijn benen amper het tempo kon volgen. Het was een koddig zicht. Ik vreesde even dat hij gevierendeeld zou worden. Lachen ermee durfde ik niet. Stel je voor dat die kerel van koleire zijne scheper op me zou afgestuurd hebben.
Ook leverde dit pad me een campingsuggestie op voor m'n jaarlijks kampeeronderonsje met de kleinzoon. Camping ' de Lilse Bergen' kwam ik op deze zandweg tegen. Het lijkt me een toffe kampeerstek. Op tijd reserveren zal de boodschap zijn.
Aangekomen in Vosselaar trof ik midden in het centrum van het dorp een opmerkelijke groene zone aan : de Konijnenberg. Deze sikkelvormige landduin ligt 36,33 meter boven de zeespiegel, wat hem tot de hoogste stuifduin van de Antwerpse Kempen maakt. De Konijnenberg ligt uitgespreid over een lengte van 700 meter en een breedte van 70 tot 120 meter. De hoogte van deze stuifduin van donkergele zavel wordt aangeduid met een hoogtepaal. Boven op deze 'berg' trof ik dat paaltje aan. Ik kreeg een flashback naar de Jaizkebel in Spaans Baskenland. Met de imposante vergezichten op de kustlijn en haar gebergte en dit op een hoogte van 550m had die volgens mij iets meer presence dan deze konijnenberg. Maar toch heeft deze konijnenberg een rijke geschiedenis en die is niet zo voor de hand liggend als de meesten denken. Het is geen duin uit de ijstijd, zoals er wel andere in de Kempen liggen. In de laatste ijstijd ontstonden in deze regio duinen door zand dat ophoopte, maar dit is iets anders. De konijnenberg is een randwalduin. Dit is een verhoogde houtkant die aangelegd werd tussen de akkers en de heide, om het zand van de heide tegen te houden. Bij hevige wind kon het zand op de akkers waaien. Om dat tegen te gaan, begonnen de boeren in 1400 met de aanleg van de Konijnenberg. Tot begin 19de eeuw bleef de konijnenberg daarvoor bedoeld. Toen later de akkers verdwenen werd het zoals het nu is : een recreatiezone.
Ik pikkelde verder Vosselaar buiten langs de Noordkant om dan na al na een dikke kilometer Turnhout binnen te wandelen. Om het stadscentrum nog aan te lopen leek het me na 25 paaltjes genoeg gewesst te zijn. Het zat erop, etappe 3 in het Kempenpad was beklonken. Nog een mooie afsluiter in Café Friends met een Corsendock Agnus waarmee ik kon afronden. De trein naar de koekestad stond al op het perron te wachten.
Een solobedoening werd het vandaag en tegelijkertijd goed voor nog een stukje SGR Kempen. Van Ravels naar Turnhout zou het worden. Werken aan het spoor tussen Beveren en Antwerpen zorgden ervoor dat de trein Beveren - Berchem langs St. Niklaas werd omgeleid om zo verder over Puurs en Boom naar Berchem te sporen. Beveren - Berchem bonjourde men op deze manier af in een anderhalf uurtje. Waarom eens niet proberen om met de autobussen van De Lijn tot in Ravels te geraken ? Een indrukwekkend parcours is het geworden maar tot m'n verbazing ging dit vrij vlot. Bus 82 tot Melsele P+R, tram 3 tot Astridplein, Snelbus 417 tot Turnhout en Bus 450 naar Tilburg (NL) bracht me tot in Ravels voor de dorpskerk. 2 uur onderweg maar nergens aan een opstaphalte langer dan 10 minuutjes moeten wachten.
Het is me al meerdere keren opgevallen dat het gros van de reizigers van buitenlandse komaf zijn. Ik voel me telkens weer de vreemde eend in de bijt. Niet dat het me stoort, dat niet. Het aantal autochtone landgenoten dat zich nog van dit vervoer bedient schat ik op 10%. Een praatje moet je dus niet met een reisgenoot beginnen. Het gros van de nieuwe Belgen op tram of bus zijn van Afrikaanse of Slavische komaf. Ze spreken Arabisch, Berber, Swahili, Lingala of Xhosa , gevolgd door een breed palet aan Oost Europese talen. Aan Aziatisch gezelschap ontbreekt het evenmin. We zullen er maar aan moeten wennen zeker ?
Vanuit Ravels waren het 20 paaltjes à pied naar Turnhout. Ik schat voor 90% op onverharde weg. En alhoewel ik in dezelfde Kempen toefde als verleden week was het opnieuw een gans verschillend landschap. Verleden week overwegend sparrenbossen in een heuvelend reliëf, nu liep ik door vlakke uitgestrekte weiden en grasvelden, heidegebied en vennen. Sebiet wat meer hierover.
Een eerste curiosum dat ik onderweg tegenkwam was het Grafveld 'Het Heike'. Het grafveld Het Heike is een grafveld waarin zich minstens 27 graven hebben bevonden, gelegen bij Klein-Ravels in de gemeente Ravels. Deze begraafplaats is gebruikt in de periode van de late bronstijd tot in de vroege ijzertijd (1100 - 475/450 v.Chr.). Conform de gebruikelijke begrafenisrituelen in de Kempen werden de doden hier gecremeerd, waarna de resten bijgezet werden in een grafheuvel of een vlakgraf in een aardewerken pot. Zelden werden er bijgaven meegegeven. De grafheuvels hadden een doorsnede van vijf tot zes meter. Een deel van de vlakgraven had een omringde structuur in de vorm van een kringgreppel of palenkrans. Het grafveld met de 27 grafmonumenten betrof 16 grafheuvels en 11 vlakgraven. Van de grafheuvels noteerde men er 3 zonder randstructuur, 10 met een kringgreppel en 3 met een dichte krans van palen. Van de vlakgraven hadden er 5 een kleine kringgreppel en 6 hadden geen randstructuur. Dat hebben we dan ook maar eens gezien. Bij het schrijven van het Verhaal van Vlaanderen heeft den Tom Waes dit curiosum over het hoofd gezien. Het zou niet misstaan hebben in zijn 1ste aflevering.
Dominerend in het landschap bij deze wandeling waren toch de Turnhoutse Vennen. Ruige panoramas staan er gepoot in schrale zandgrond. Een zeer specifieke fauna tref je hier aan waarin grove sparren en elzen goed gedijen. Velen zijn kaal, de stammen staan bedekt met elfenbankjes en knoestige gebroken takken buigen zich zieltogend naast hun stammen neer. Enkel een 20 meter hoge kruin vertoont nog wat gebladerte. Zo bezorgen ze het landschap een apocalytisch tintje. Donkere vennen en poelen proberen tevergeefs wat kleur te brengen in deze ruige schoonheid. De vennen zijn typisch voor de overwegend rustieke heidekernen. Nat moerasgebied wisselt gedurig met de droge bossen. In de prachtige poelen krioelt het binnenkort van het leven. Waterjuffers, libellen, dikkoppen maar ook de kamsalamander tref je er aan. De vennen herbergen dan weer prachtige planten zoals drijvende waterweegbree. In sommige delen van het gebied kan je zelfs het vleesetend plantje zonnedauw aantreffen. Naast de heideplantjes uit het geslacht Erica zal je in de zomer amper kunnen naast kijken. Met hopen bedekken ze daar hele lappen kempengrond.
In de 19de eeuw werden er verschillende kanalen gegraven om de landbouw te stimuleren. Er was immers weinig oppervlaktewater en de landbouwbodems waren schraal en arm. Dankzij de kanalen kwam er een betere irrigatie van de akkers. Er zijn in deze regio tegenwoordig nog steeds veel actieve landbouwbedrijven. Je vindt veel open ruimte en er komt amper bewoning, industrie of recreatie voor. Het is er rustig wandelen op de brede heidepaden.
Op de ganse wandeling kwam ik juist geteld 4 fietsers tegen. Het waren Nederlandse fietstoeristen. Ze hadden speciaal deze regio uitgekozen om weidevogels te kunnen spotten. Op een verhoogd platform tuurden ze de omgeving rond het Zwarte Water af. Het ven genaamd 'Het Zwarte Water' oefent een sterke aantrekkingskracht uit op watervogels. Vooral in de herfst en winter verzamelen er honderden eenden. In het vroege voorjaar zetten amfibieën als gewone pad, bruine kikker, heikikker, groene kikker en alpenwatersalamander er hun eitjes af in het ondiepe water. Als het volop lente is zijn fuut en dodaars present en zweven verschillende libellen boven het water met het risico achtervolgd te worden door een boomvalk.
In de vogelkijkhut kan je alles observeren. De oevers van het Zwart Water zijn niet toegankelijk vanwege de kwetsbaarheid van het gebied. Een wandelroutenetwerk zorgt ervoor dat je in de omliggende bossen wel goed kan wandelen. In dit stiltegebied zorgden deze gevederde bewoners met hun gezang voor wat loungemuziek. De Nederlanders maakten me attent op het roepen van de wulp, de griend en de nachtzawaluw. Bij deze laatste had ik mijn twijfels. Het was de vrouw van de vogelkenner die dit opmerkte waarbij haar tederbeminde maar een bedenkelijk gezicht trok. Geef mij maar een specht. Over dat geklopper bestaat er niet de minste twijfel. Zo een woodpecker was er ook ergens in de verte aan het werk.
's Avonds kwam ik de Nederlandse fietstoeristen nog eens tegen. In het stadscentrum van Turnhout was dat. Ze hadden juist ingecheckt in een hotelletje. 'Nou, gezellie hier in Bels ! Effe 'statten' en daarna een broodje kroket naar binnen werken. Heerlijk niet ? Daar twijfelde ik dus geen seconde aan en al zeker niet aan die Nederlandse culinaire voorliefdes. Wedden dat er nog een klodder pindasaus op die kroket moet gekwakt worden ? Ach het was een fijne ontmoeting, ik wenste hen nog een fijne avond en verdween in de anonimiteit.
Aan deze mooie wandeling kwam er dus een eind eens Turnhout in zicht kwam. Een mooie stad trouwens met een breed gamma aan bezienswaardigheden. Kijk maar : 10 activiteiten in de Kaartenstad. Het kasteel van de Heren van Brabant is een eyecatcher van formaat. Een bezoekje aan het begijnhof mocht niet ontbreken. Ik stak er een kaarsje aan voor Carol uit Vancouver/British Columbia. Erg gelovig dat ze is berichtte ze me dat voor haar de vasten begon. Voor het bougieke dat ik voor haar aanstak daar aan het Maria-grotteke was ze erg dankbaar. Dat zou haar van pas komen bij het vasten. Carol was m'n spirituele stapmate op de Camino del Norte. Ze diende als zendelinge op de Mercyships in Afrikaanse wateren. Een mooi mens. In het najaar zoekt ze de Via Francesca in Italië te lopen. Ik ben benieuwd.
De dag kon afgerond worden. Met opnieuw voor De Lijn te kiezen voor de terugreis was ik al rond 18u30 thuis. Prachtige wandeling was het. Waar gaan we de volgende keer naar toe ?
Alle uren een lepel uit het grote SGR-soep-aanbod en zo geraken deze 10 verschillende wandelroutes ook rond en uitgestapt. Zo denk ik daarover. Zo heb ik samen met den Hugo de 1ste etappe van de SGR Kempenland aangesneden. Iets voor 9 pikte ik onze maat op in Temse. Koffie stond naar gewoonte klaar en toen ik er aan kwam was z'n echtgenote Agnes al druk bezig met het maken van vijgenconfituur. Ik zou wel een potteke meekrijgen van haar wanneer ik den Hugo 's avonds zou terugbrengen. Iets na 9u namen we onze trein in St. Niklaas. Mooi op tijd en om 10u30 stonden we aan de aftrap in Tielen.
Na een klein stukje bebouwde kom doorlopen te hebben stonden we aan de ingang van het domein de Hoge Rielen. Ooit was dit gebied een militair domein, vandaag is het de eigendom van de Vlaamse Gemeenschap. Het strekt zich uit over het parkbos 'De Goorkens' en het is in dit natuurgebied van 230 ha dat je één van de grootste jeugdverblijfcentra van het land vindt. In het gebied kan je genieten van heel wat aspecten van het Kempens landschap. Het is tevens een ideale verblijfsstek voor personeelevents of teambuildings van bedrijven. Je vindt er uitgestrekte dennenbossen, droge en natte heide en vennen, maar ook oude akkers met bijzonder eikenhakhout. Het was er stil en verlaten, we liepen er moederziel alleen. Op ons gemakske wandelden we ondermeer langs de zwemvijver, een klimtoren/uitkijkpost, een jungleparcours, een deathride, een kanovijver, vennen, vuurhaarden en ook nog langs verschillende themapaviljoenen. Aan de zuidoostkant van het domein verlieten we het park en via de 'Molenbroekloop', een beekje, stapten we richting Kasterlee.
Bovenop de Kempische Heuvelrug kuierden we verder door de Provinciale Domeinen 'De Hoge Mouw' en 'De Duivelskuil'. De Duivelskuil is met zijn 16 hectaren een eerder klein maar wél erg gevarieerd natuurgebied. Het trakteert je op een karakteristiek Kempens landschap. Naast droge heide en natte heide vind je hier ook enkele mooie vennen en een stukje gagelmoeras. Een vochtig elzen-berkenbos en een droog eikenberkenbos met naast zomereiken en berken ook veel grove dennen die het schilderij compleet maken. Wat een verschil was dit kwa vegetatie met het Zoniënwoud van verleden week ! Enigszins een vergelijk valt er te maken met het parcours. Net zoals verleden week zat er in het terrein best wel wat glooiïng. Goed voor de kuit- en bilspieren ! Eens de zuidrand van het Kempendorp Kasterlee gepasseerd duikelden we het beschermd natuurreservaat van het Zwarte Water binnen. Hier vind je de perfecte plaats om verschillende soorten vogels te spotten. Iets verder van dit prachtig natuurgebied ligt de Snepkensvijver, een van de laatste natte heidegebieden in de Kempen. Daar aan die Snepkensvijver zijn we niet toegekomen. Het kompas stond immers richting Toeristentoren. Klauter naar omhoog en je kan je wandeling met een adembenemend uitzicht afsluiten. Een rist aan picknickbanken staan aan de voet van die toren en in de sfeervolle kroeg De Kluis onderaan de toren kan je je dorst lessen. Jammer genoeg was deze gesloten, zo ook de toren. Een tripeltje uit de streek zou nochthans gesmaakt hebben. Niet moeilijk die verlatenheid, gene mens te bespeuren daar in de geburen, laat staan enige kalandizie voor de Kluis.
Het is niet de eerste keer dat ik deze contreien opzoek. Enkele jaren terug bracht ik al een bezoekje en bracht ik daar verslag van uit.
Ik maakte en maak me nog een beetje zorgen om onze stapmaat. Den Hugo heeft al een tijdje last van onverklaarbare vermoeidheid na een korte inspanning. Het is niet van z'n gewoonte maar tot 2x toe hielden we een ruststop. Ik gok op een griep die stillekesaan een uitweg zoekt. Dat is niet leuk maar niettemin blijft het de 'best choice' bij een lichamelijk dipje. Hij maakte zich wat ongerust en besloot om toch maar z'n medicijnman te raadplegen. Die moet zijn ongerustheid temperen, dat komt wel goed. Hugo is dan wel de oudste van het clubke maar naar fysiek en karakter toe is hij daarenboven ook nog de meest kwikke. Doe het maar eens na zo een 100km lange Dodentocht of enkele lange afstandspaden op rij over meer dan 2000km ! Geef mijn portie maar aan de kat 😋.
Vlak bij de uitkijktoren bevindt er zich een kruisweg. Het zijn er eigenlijk 2. Die van Jezus en die van OLV van 7 weeën. Een ideaal moment om bij elke statie even onze kennis van de Gewijde Geschiedenis te toetsen. Geen 14 op 14 maar toch een 10 konden we nog scoren. Onderscheiding maw. Er bestond enige twijfel over het aantal keren dat Jezus met zijn kruis gevallen was. Het waren 3 valpartijen. In de 15e eeuw maakte een minderbroeder een bedevaart naar Jeruzalem. Vanuit zijn Palestijnse pelgrimstocht bracht hij het idee mee om in Herentals een kruisweg na te bootsen. Rond 1460-1461 kreeg deze vorm, waardoor het één van de eerste kruiswegen in België werd. Deze werd meermaals verwoest en aangepast zodat er van de oorspronkelijke kruisweg niets meer overschiet. Hoe de eerste kruisweg eruitzag, is niet geweten. Mogelijk bestond die slechts uit één statie, met Johannes en Maria aan het kruis. In de loop der eeuwen onderging de kruisweg veranderingen en kende hij uitbreiding. Tijdens de Franse bezetting werd de kruisweg grotendeels vernietigd. De kruisweg bestaat uit veertien staties (waaronder twee kapellen) waarin de lijdensweg van Jezus wordt afgebeeld en zeven kapelletjes van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Het geheel ligt langs een wandelpad op de Kruisberg, behorend tot de Kempense Heuvelrug in het noordelijke deel van Herentals. De berg ontleent zijn naam aan de kruisweg.
De Heilige Kruiskapel, tevens de twaalfde statie, is mogelijk het oudste onderdeel van de kruisweg. Deze kapel werd nog voor 1534 gebouwd, maar later vernietigd. In 1835 werd de kapel heropgericht en in 1841 vergroot onder impuls van P.J. Deckers, toenmalig onderpastoor van het begijnhof van Herentals. De kapel is een kruiskerkje met één beuk, opgebouwd uit baksteen en nadien wit geschilderd. Binnenin is het bepleisterd en heeft het imitatievoegen. In het koor bevindt zich een calvarie. De kapel was anno 2016 echter in zeer slechte staat en ik had de indruk dat er sindsdien, of beter gezegd sinds m'n vorige bezoekje, geen beterschap te noteren viel. De Heilige Grafkapel is de veertiende statie en dateert van 1761. P.J. Deckers restaureerde ook deze kapel vanaf 1835. In 1944 werd de Heilige Grafkapel verwoest door een V-bom en in 1947 terug hersteld. Het is een achthoekige kleine kapel in baksteen en met een radvenster. Binnenin, achter een rondboogdeur, bevindt zich een gepolychromeerde voorstelling van het Heilig Graf.
In 1837 werd de kruisweg door P.J. Deckers uitgebreid met twaalf staties, zodat het geheel voor het eerst uit veertien staties bestond. Deze staties, bestaande uit bakstenen pijlerkapelletjes, zijn langs de wandelweg verspreid op de heuvel.
Tussen 1891 en 1893 werd de kruisweg tot slot uitgebreid met zeven kapelletjes van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Ziedaar het verhaal over wel en wee van deze kruisberg en haar beewegen.
De weg naar de statie van Herentals werd iets ingekort. Het was immers beginnen miezeren en het zou ons tegelijkertijd in staat stellen om nog een vroege trein te nemen. Een dik uurtje sporen en we stonden in St. Niklaas. De wandeldag was met veel smaak opgesoupeerd. Na het thuisbrengen van onze maat ging ik naar huis met een kiloke vijgen. Uit onzen Hugo zijnen hof en nog vóór Pasen wel te verstaan 😉.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Plaats een reactie als je wil.